Krijgsjas

Een krijgsjak gemaakt van het vel van een nevelpanter. Het vel van de kop komt op de borst te liggen. De jas is versierd met negen lange witzwarte veren van een neushoornvogel. Een drietal veerschachten zijn versierd met kralen. De halsopening is omboord met een smalle reep rood katoen. Werd gedragen door mannen als zij op krijgstocht gingen. Dit soort capes werden door veel verschillende Dayak groepen gedragen. Krijgsjakken werden gemaakt van allerlei soorten dierenhuiden en stoffen. Ze waren voornamelijk bedoeld om een krijgshaftig uitelijk te creeëren aangezien het niet veel bescherming bied tegen de meeste wapens. Jakken gemaakt van nevelpanterhuid werden gezien als de mooiste soort en mochten daarom alleen gedragen worden door hoogstaande mannen. De neushoornvogelveren mogen alleen als versiering gebruikt worden op de mantel als de krijger al koppen heeft genseld. Met deze informatie kan dus geconstateerd worden dat deze krijgsjak toebehoorde aan een adelijke en ervaren koppensneller(A. van Zonneveld, 2015, p. 179).<BR> <BR> De neushoornvogel was bij de verschillende Dayak volken van Borneo een belangrijk dier dat veel voorkwam in hun mythen. Zijn beeltenis had symbolische betekenis en was een veel terugkerend motief. Deze vogel stond bij de Ngaju Dayak symbool voor het mannelijke en de bovenwereld. Hij was een manifestatie van de oppergod van de bovenwereld die Mahatara werd genoemd. Deze benaming is waarschijnlijk ontstaan in de dertiende eeuw door invloeden van het hindoeistische rijk Majapahit, dat toen over vele nu Indonesische eilanden (waaronder Borneo) heerste.Zo zijn bepaalde begrippen overgenomen door de Dayak volken (H. Schärer, 1963, p. 12-15). Bij sommige Dayak groepen mocht het motief van de neushoornvogel alleen gebruikt worden door de aristocratie, omdat het te krachtig zou zijn voor de lagere klassen. Vaak werden er houten beelden gesnedent van de neushoornvogel. Deze werden dan op palen geplaatst om een dorp te beschermen of ze werden gebruikt bij ceremonieën of grafarchitectuur. Het ivoor van de snavel van de neushoornvogel werd vaak omgevormd tot oorsieraden, meestal gedragen door krijgers en aristocraten (B. Sellato, 1989, p. 45-46). De neushoornvogel werd ook wel gezien als de belichaming van de oorlog. Dit verklaart waarom het als een symbool voor kracht werd gebruikt. Bijvoorbeeld in de krijgskostuums van sommige Dayak groepen, dit deden zij door hier neushoornvogelveren aan toe te voegen (M. Heppell, L.A. Melaka & E.A. Usen, 2005, p. 13 & 145-148). De neushoornvogel was de mannelijke tegenhanger van de waterslang die voor het vrouwelijke en de onderwereld stond. Samen representeerden zij de gehele kosmos. Die eenheid in het universum vormde een belangrijk onderdeel in de verschillenden culturen van de verschillende Dayak groepen (J. Ave & V.T. King, 1986, p. 33-36).

Krijgsjas

Een krijgsjak gemaakt van het vel van een nevelpanter. Het vel van de kop komt op de borst te liggen. De jas is versierd met negen lange witzwarte veren van een neushoornvogel. Een drietal veerschachten zijn versierd met kralen. De halsopening is omboord met een smalle reep rood katoen. Werd gedragen door mannen als zij op krijgstocht gingen. Dit soort capes werden door veel verschillende Dayak groepen gedragen. Krijgsjakken werden gemaakt van allerlei soorten dierenhuiden en stoffen. Ze waren voornamelijk bedoeld om een krijgshaftig uitelijk te creeëren aangezien het niet veel bescherming bied tegen de meeste wapens. Jakken gemaakt van nevelpanterhuid werden gezien als de mooiste soort en mochten daarom alleen gedragen worden door hoogstaande mannen. De neushoornvogelveren mogen alleen als versiering gebruikt worden op de mantel als de krijger al koppen heeft genseld. Met deze informatie kan dus geconstateerd worden dat deze krijgsjak toebehoorde aan een adelijke en ervaren koppensneller(A. van Zonneveld, 2015, p. 179).<BR> <BR> De neushoornvogel was bij de verschillende Dayak volken van Borneo een belangrijk dier dat veel voorkwam in hun mythen. Zijn beeltenis had symbolische betekenis en was een veel terugkerend motief. Deze vogel stond bij de Ngaju Dayak symbool voor het mannelijke en de bovenwereld. Hij was een manifestatie van de oppergod van de bovenwereld die Mahatara werd genoemd. Deze benaming is waarschijnlijk ontstaan in de dertiende eeuw door invloeden van het hindoeistische rijk Majapahit, dat toen over vele nu Indonesische eilanden (waaronder Borneo) heerste.Zo zijn bepaalde begrippen overgenomen door de Dayak volken (H. Schärer, 1963, p. 12-15). Bij sommige Dayak groepen mocht het motief van de neushoornvogel alleen gebruikt worden door de aristocratie, omdat het te krachtig zou zijn voor de lagere klassen. Vaak werden er houten beelden gesnedent van de neushoornvogel. Deze werden dan op palen geplaatst om een dorp te beschermen of ze werden gebruikt bij ceremonieën of grafarchitectuur. Het ivoor van de snavel van de neushoornvogel werd vaak omgevormd tot oorsieraden, meestal gedragen door krijgers en aristocraten (B. Sellato, 1989, p. 45-46). De neushoornvogel werd ook wel gezien als de belichaming van de oorlog. Dit verklaart waarom het als een symbool voor kracht werd gebruikt. Bijvoorbeeld in de krijgskostuums van sommige Dayak groepen, dit deden zij door hier neushoornvogelveren aan toe te voegen (M. Heppell, L.A. Melaka & E.A. Usen, 2005, p. 13 & 145-148). De neushoornvogel was de mannelijke tegenhanger van de waterslang die voor het vrouwelijke en de onderwereld stond. Samen representeerden zij de gehele kosmos. Die eenheid in het universum vormde een belangrijk onderdeel in de verschillenden culturen van de verschillende Dayak groepen (J. Ave & V.T. King, 1986, p. 33-36).