Amulet

Dun rond takje, enigszins gekronkeld en omwoeld met rood katoen. De onderkant schuin afgesneden, de bovenkant in de vorm van een hurkend mensenbeeld, zeer ruw gesneden.<BR> <BR> De amuletten, aan een touwtje om de hals gedragen, hangen op borst of rug en moeten de mannen zowel moedig maken bij aanvallen, als bescherming verlenen tegen allerlei onheil. Zij worden ook wel door jongemannen op de rug gedragen, als tovermiddel om een of ander meisje aan te trekken. Aan enkele amuletten zijn stukjes hout of worteltjes vastgemaakt; bij tochten tegen de vijand wordt hiervan iets afgeschraapt en het schraapsel samen met sirih gekauwd. Ook steekt men verkoolt men een uiteinde van de toverhoutjes en eet iets van het verbrande gedeelte op; soms tot afwering van regen bij het ten strijde trekken. De uitgesneden amuletten doen alleen dienst, als er een ondermening of rooftocht op touw wordt gezet; zij worden telkens op nieuw ingewijd door bestrijking met gekauwde pinang, sirih en kalk. De drager van het amulet moet hetzelfde ritueel ondergaan, waarbij vooral het voorhoofd met het mengsel wordt ingesmeerd. Raakt de drager toch gewond, dan wordt wat van het toverhoutje geschraapt en hem dat ingegeven om de dood te verhoeden. De amuletten zijn zelden of nooit beeltenissen van overledenen; de insnijdingen zijn louter versieringen. Tussen het hout en het omwindsel bevindt zich een of ander onheilafwerend middel, dat soms ook aan het voorwerp hangt. Elk gezin vervaardigt de amuletten van een soort hout, die bij overlevering heet aan dat gezin geluk te brengen. Eenzelfde gezin zal nooit een amulet, al of niet versierd, van een andere houtsoort bezitten.

Amulet

Dun rond takje, enigszins gekronkeld en omwoeld met rood katoen. De onderkant schuin afgesneden, de bovenkant in de vorm van een hurkend mensenbeeld, zeer ruw gesneden.<BR> <BR> De amuletten, aan een touwtje om de hals gedragen, hangen op borst of rug en moeten de mannen zowel moedig maken bij aanvallen, als bescherming verlenen tegen allerlei onheil. Zij worden ook wel door jongemannen op de rug gedragen, als tovermiddel om een of ander meisje aan te trekken. Aan enkele amuletten zijn stukjes hout of worteltjes vastgemaakt; bij tochten tegen de vijand wordt hiervan iets afgeschraapt en het schraapsel samen met sirih gekauwd. Ook steekt men verkoolt men een uiteinde van de toverhoutjes en eet iets van het verbrande gedeelte op; soms tot afwering van regen bij het ten strijde trekken. De uitgesneden amuletten doen alleen dienst, als er een ondermening of rooftocht op touw wordt gezet; zij worden telkens op nieuw ingewijd door bestrijking met gekauwde pinang, sirih en kalk. De drager van het amulet moet hetzelfde ritueel ondergaan, waarbij vooral het voorhoofd met het mengsel wordt ingesmeerd. Raakt de drager toch gewond, dan wordt wat van het toverhoutje geschraapt en hem dat ingegeven om de dood te verhoeden. De amuletten zijn zelden of nooit beeltenissen van overledenen; de insnijdingen zijn louter versieringen. Tussen het hout en het omwindsel bevindt zich een of ander onheilafwerend middel, dat soms ook aan het voorwerp hangt. Elk gezin vervaardigt de amuletten van een soort hout, die bij overlevering heet aan dat gezin geluk te brengen. Eenzelfde gezin zal nooit een amulet, al of niet versierd, van een andere houtsoort bezitten.