Het basisvoedsel in California bestond uit eikels, vis, schelp- en schaaldieren en grote zoogdieren. De eikel was het meest karakteristieke en belangrijkste voedsel van California. De vrouwen oogstten de vruchten wanneer die in het najaar uit de bomen vielen. De beste eikels waren van de “tan oak” (Lithocarpus densiflora) afkomstig maar ook andere soorten werden verzameld.. In eerste instantie zijn ze oneetbaar door het giftige zuur dat zij bevatten maar door ze te bewerken verdwijnt het zuur. De eikels werden gekraakt en gedroogd en daarna fijngemalen op een maalsteen. Het meel werd gezeefd en vervolgens geloogd in een zandkuil. Het deeg dat hierna ontstond werd met water gemengd en in een mand gekookt door hete stenen erin te doen. Het mengsel werd geserveerd als een soort stoofpot. Soms werden ook cakes van het eikelmeel op hete stenen gebakken.