Lepel

362-109, 110, 111, 112<BR> Mohave pottery ladles; kahmootah (TK); pottery, pigment; 362-109: l. 22 cm., w. 9 cm., h. 5 cm.; 362-110: l. 13.5 cm., w. 9 cm., h. 3.8 cm.; 362-111: l. 14.8 cm., w. 8.3 cm., h. 3.8 cm.; 362-112: l. 12 cm., w. 7.8 cm., h. 3.7 cm.; all ca. 1880-1883.<BR> These practical implements were molded over an appropriately shaped rock, and could be oval or teardrop-shaped. The finishing of the handle varies from sharp V-shapes to knobs (362-112), sometimes containing a rattle (362-109), and effigy handles (Furst 2001:78,166-169). RMV 362-109 has a perforated handle with a short string of white and blue seed beads. The Leiden ladles are decorated on the interior with different designs: "belly of yellowhammer" (362-110,111) and cottonwood leaves (362-109,112). The exteriors are undecorated (362-110,112) or exhibit a repeating V-pattern in several opposing longitudinal rows (362-109,111). Two of the four ladles are apparently new, while two others show signs of wear. Flecks of mica are visible in the clay of several ladles.<BR> 362-84a, 84b, 87 through 100, 109 through 112 Colorado River Yuman pottery<BR> The Colorado River Yumans (Quechans, Mohaves; Cocopas) regarded the art and craft of pottery making as a gift of Mastamho, one of their major ancestral spirits who also created the Colorado River, bestowed language and rituals on the Yuman peoples, and assigned animals their way of life. Pottery making was a women's art, practiced in seclusion to avoid disturbance and bad luck that could destroy her work during the firing process. Crushed potsherds or ground granite tempered the sedimentary clay from the river valley. The women built up their vessels with clay coils, smoothing the sides with a stone (Quechans, Mohaves) or pottery anvil (Cocopas) on the inside and a straight cottonwood paddle on the outside. When fired for the first time, designs were applied with a bark brush or pointed stick, dipped in yellow ochre that first turned black, and later red in the second firing. Mixed with the ochre was mesquite gum that acted as a fixative for the paint on the pottery's surface. Sometimes vessels were left plain. Firing took place in a pit, with mesquite or dried cow dung used as fuel.<BR> Geometric designs predominated on Yuman pottery and different motifs had specific names. Lines, dots, rectangles, triangles, herringbones, and several repeating and interlocking motifs predominated. Similar patterns appeared in facial painting. Among the less frequent naturalistic designs Ten Kate saw animal tracks, turtles and spiders. Cooking wares were never decorated as the designs would soon become invisible from fire and smoke. Canteens, ollas and ladles virtually almost exhibited decoration.<BR> Traditional pottery shapes included large water jars and stew pots, cooking pots and serving bowls, oval food platters, stirrers and scoops or ladles, parching trays, and effigy seed storage jars, shaped like a foot or a duck. Yuman ceramics are not technically sophisticated as material possessions were valued little. Most personal property was destroyed when somebody died. However, not infrequently pottery exhibits the artistic inclination and talent of their makers in details of shapes and painted decoration. Yuman pottery and similar pottery of Native tribes from southern Californian and southern Arizona has been labeled Southern Desert ware, and roots probably in the prehistoric Patayan-Hakataya Tradition. After the arrival of the army and trading posts, traditional ceramics became soon replaced by metal substitutes (Forde 1931:123-124; Rogers 1936; Kroeber 1925:737-739,1902-1904; Gifford 1928:361-365; Forde 1931:123-124; Douglas 1953; Kroeber and Harner 1955; Smith 1977:25-29,31-34,93; Euler 1982; Waters 1982; Trippel 1984:179,179-180; Furst 2001:21-25,77-79; Spier 1933:104-110; 1936:17).<BR> (Hovens 2008-09)<BR> <BR> <BR> <BR> Yuman aardewerk<BR> De Yuman taalgroep in het zuidwesten van de Verenigde Staten bestond uit de volgende stammen: Yumas (ook wel Quechans genoemd), Maricopas, Halchidhomas, Cocopas, Mohaves, Havasupais, Walapais en Yavapais. Met betrekking tot het aardewerk van de Yuman stammen heeft Malcolm J. Rogers archeologisch, antropologisch, en literatuuronderzoek gedaan. Zijn veldonderzoek sloot hij af in 1928. Er werd toen al praktisch geen aardewerk meer gemaakt door deze stammen. In 1936 sloot Rogers zijn literatuuronderzoek af.<BR> Hij wilde met zijn publicatie twee doelen bereiken:<BR> I. Het presenteren van de basistechniek van het pottenbakken bij de Yuman stammen.<BR> II. Het bijeenbrengen van alle informatie die was opgetekend over aardewerk van de bewuste stammen.<BR> <BR> Contact met blanken had ervoor gezorgd dat het ambacht van het pottenbakken veranderde en tenslotte verdween. De veranderingen hielden in: het introduceren van nieuwe pottenbak technieken en, in verband met de stijgende vraag van blanke kopers vanaf 1890, het maken van nieuwe vormen en loslaten van oudere vormen.<BR> <BR> De versieringen van Yuman aardewerk zijn niet zo kunstig vergeleken met Pueblo aardewerk, maar wat betreft dunheid en hardheid legt het Pueblo aardewerk het af tegen het beste prehistorische Yuman aardewerk. Wat betreft symmetrie zijn de beide soorten even vaardig gemaakt. Bij de Pueblo volken was het de gewoonte om hun doden met aardewerk te begraven, bij de Yumans was het de gewoonte persoonlijke bezittingen te vernietigen na de dood van de eigenaar. Bovendien waren de meeste Yuman stammen semi-nomadisch, wat ook niet bevorderlijk was voor het bewaard blijven van heel aardewerk. Pueblo volken en Yumans hebben elkaar nauwelijks beïnvloed.<BR> <BR> Van de hier onderzochte Yumans gebruikten allen behalve de Yavapais de "paddle-and-anvil" methode. De Papagos en Pimas gebruikten deze techniek ook. Een "paddle" is in dit geval een houten spatel, waarmee de klei werd bewerkt. Letterlijk vertaald is een "anvil" een aambeeld, maar het ging hier om een kleine steen die in de hand werd gehouden. Dit werd gedaan als ondersteuning van de klei terwijl aan de andere kant de klei in vorm werd gebracht met de spatel.<BR> <BR> I. De Basistechniek van het pottenbakken onder de Yuman stammen<BR> Rogers beschrijft de pottenbakmethode van de Zuidelijke Diegenos, omdat de oorspronkelijke "paddle-and-anvil" techniek bij hen het beste bewaard is gebleven. Hij beschrijft de methode aan de hand van het pottenbakken van Mrs. Rosa Lopez (Owas Hilmawa).<BR> De verschillende stadia zien er als volgt uit:<BR> 1. Vergruizen (Crushing)<BR> Het kleimateriaal van de pottenbakster werd verpulverd met een steen op een rots. Later werd hiervoor een stenen vijzel (mortar) met een stamper (pestle) gebruikt, of maalstenen (a metate with a mano). Stukjes die niet in de klei thuishoorden werden er met de vingers uitgehaald en weggegooid. Het verpulverde materiaal werd in de zon te drogen gezet.<BR> 2. Vermalen (Reduction)<BR> Het gedroogde materiaal werd verder verpulverd met maalstenen of liever nog in een vijzel omdat dat sneller en makkelijker ging, tot het de vereiste fijnheid had. Wanneer de klei niet fijn genoeg verpulverd was kwamen er meestal scheuren in bij het krimpen tijdens het bakproces.<BR> 3. Zeven (Concentration)<BR> Sinds metalen zeven verkrijgbaar waren, werden die gebruikt om het materiaal nog fijner te maken en te ontdoen van harde deeltjes. De vroegere methode bestond uit het gebruiken van een platte schaalachtige mand waarin het materiaal op drie verschillende manieren werd bewogen. Eerst werd de schaal op en neer bewogen waardoor de grootste deeltjes naar boven kwamen, waarna zij met de vingers verwijderd werden. Daarna werd de schaal naar voren en achteren heen en weer bewogen waarbij de grovere deeltjes in het midden van de schaal terechtkwamen en ook deze werden met de vingers verwijderd. Tenslotte werd een roterende beweging gemaakt waardoor het fijne materiaal gecentreerd werd en de overgebleven grovere deeltjes aan de rand van de schaal verwijderd konden worden met de vlakke hand.<BR> 4. Het mageren van de klei (Tempering)<BR> De verpulverde klei werd vermengd met water en goed gekneed. Opvallend is dat aan het water een planten- of cactusextract werd toegevoegd dat de plasticiteit van de klei vergrootte.<BR> 5. Het vormen van de basis (Forming the base)<BR> Afhankelijk van wat de pottenbakster wilde maken, werd de basis van de nieuwe pot gevormd op een oudere pot of op een knie of mand. De klei werd met een houten spatel op de vorm in model geslagen (uitgebreid over paddles, p.8). Kleine stukken zoals kopjes, potjes en kommetjes werden niet opgebouwd uit rolletjes maar uit een of meer stukken gemaakt.<BR> 6. Rollen (Coiling)<BR> Met de handen werden rolletjes klei gevormd die op de basis geplaatst werden. Dit is moeilijker dan het lijkt omdat het rolletje klei niet mag breken. De rollen vormen ieder een cirkel. Spiraalvormige rollen zoals bij de Pueblo stammen zijn niet bekend. Na het rollen en het aanbrengen van de rolletjes werden deze platgeslagen met een spatel. Dit werd naar beneden toe gedaan zodat de wand dunner werd en tegelijk de pot hoger gemaakt werd. Het geheel werd dan van de vorm gehaald, omgedraaid met de opening naar boven en op de schoot geplaatst. De naden werden aan de buiten- en aan de binnenkant met vochtige vingers ineengedrukt en dichtgesmeerd. De vorm werd afgemaakt met de "paddle-and-anvil" methode.<BR> Nadat het modelleren klaar was, werden kuiltjes en scheurtjes opgevuld met klodders natte klei. Daarna volgde er een laatste handeling om het oppervlak gladder te maken: het in een ronddraaiende beweging wrijven met een natte handpalm over het oppervlak van het aardewerk.<BR> 7. Drogen (Drying)<BR> Het aardewerk werd gedurende een paar uur in het zonlicht geplaatst om te drogen.<BR> 8. Versieren (Decoration)<BR> Vroeger gebruikten pottenbaksters zowel inkervingen als verf om het aardewerk te versieren, maar in 1928 gebruikten ze alleen nog verf. De verf was vroeger meestal gemaakt van rode oker, soms van roodijzersteen (hematite). (Uitgebreid over verf maken, p.12) Ten tijde van Rogers' onderzoek kochten Indianen van de Yuman stammen soms witte en zwarte verf van blanken, om het aardewerk mee te decoreren.<BR> Het aardewerk werd in de linkerhand gehouden en de verf met de rechterhand opgebracht. Dit gebeurde niet erg zorgvuldig. Meestal was er geen betekenis bekend. De versieringen lijken op de tatoeages die bij deze stammen gebruikelijk waren.<BR> 9. Voorbakken (Preliminary firing)<BR> De reden voor het voorbakken was volgens een Indiaanse: het checken of de potten het zullen redden in de hete oven. Volgens Rogers was de reden dat de plotselinge hitte teveel zou kunnen zijn voor de pot. Bij het voorbakken kon het overtollige water namelijk alvast verdampen.<BR> 10. Bakken (Firing)<BR> De Indiaanse pottenbakster Rosa Lopez geloofde dat je niet mag kijken bij het bakken. Het bakken duurde een nacht, daarna werd het aardewerk schoongeveegd.<BR> <BR> <BR> II. Door Rogers bijeengebrachte informatie van anderen over pottenbakken onder de Yuman stammen <BR> Door verschillen in natuurlijke leefomgeving en mate van assimilatie is er verschil in het aardewerk van de Yuman stammen. Een goed voorbeeld hiervan is het verschil tussen de westelijke bergstammen die geen landbouw bedrijven, en de landbouwende rivierstammen. Rogers onderscheidt vier groepen op basis van hun technieken en de vormen van hun aardewerk.<BR> Deze groepen zijn:<BR> - De Westerlijke Groep: Californische Yumans en Shoshoneans<BR> - De Colorado Woestijn Groep: Yumans en Shoshoneans<BR> - De Colorado Rivier Groep: Yumans (Yumas, Maricopas, Halchidhomas, Cocopas en Mohaves) en Shoshoneans (Chemehuevis)<BR> - De Oosterlijke Groep: Yumans (Havasupais, Walapais en Yavapais)<BR> De laatste twee groepen hebben betrekking op de hier onderzochte stammen, daarom zal ik alleen deze twee groepen behandelen.<BR> <BR> De Colorado Rivier Groep:<BR> De Yumas of Quechans (River Yumans)<BR> Al sinds ongeveer halverwege de 19e eeuw hadden de Yumas contact met blanke militairen en kolonisten. Van hen namen zij het gebruiken van metalen kookpotten over. Deze vervingen hun oorspronkelijke aardewerken kookpotten. Hierdoor werd er weinig aardewerk meer gemaakt bij deze stam, behalve voor blanke kopers. De pottenbaksters maakten wat de blanken wilden hebben. In het begin maakten ze Amerikaanse kookwaren na in klei. Verf werd bij Amerikaanse winkels gekocht, maar de decoraties waren nog wel authentiek. In 1928 waren er nog een paar pottenbaksters die de oude, eigen technieken kenden.<BR> De Yumas kenden twee soorten sedimentaire (droge, afgezette) klei. (Beschrijving pottenbak methode p.30) (Invloed Maricopas en Pimas p.33) (Soorten aardewerk p.33)<BR> <BR> De Maricopas (River Yumans)<BR> (Invloed Pimas)<BR> De Maricopas produceerden in 1928 nog steeds veel aardewerk, onder te verdelen in aardewerk voor eigen gebruik en aardewerk voor de handel. De laatste lijken qua vorm en decoratie op Piman aardewerk. (Verf en decoratie p.34) (Overeenkomsten Piman aardewerk p.34)<BR> De kookpotten, platte schalen, en de grote potten om water in te bewaren, de zogenaamde water olla's, leken nog steeds op de oorspronkelijke Yuman vormen.<BR> Decoraties waren vroeger typisch Yuman, al waren ze niet zo kundig getekend of zo complex als de Yuma en Mohave motieven.<BR> <BR> De Halchidhomas (River Yumans)<BR> De Halchidhomas leefden in 1928 bij de Maricopas en maakten hetzelfde aardewerk als deze.<BR> <BR> De Cocopas (Delta Yumans)<BR> Cocopa aardewerk verschilt weinig van Yuma aardewerk. Cocopa aardewerk is iets minder divers van vorm en minder knap gemaakt. Het is wat grover. De sterke overeenkomst komt door dezelfde natuurlijke omgeving en dus dezelfde klei. De Cocopas gebruikten eenvoudige geometrische motieven in rood, die meer leken op Kamia designs dan op die van de Colorado Rivier stammen. De Cocopas leefden geïsoleerd en maakten geen aardewerk voor de verkoop, waardoor het aardewerk authentiek bleef. De techniek lijkt, voor zover Rogers weet, op die van de Yumas, behalve dat de Cocopas een pottenbakkersaambeeld gebruikten.<BR> <BR> De Mohaves (River Yumans)<BR> De Mohaves waren de beste pottenbakkers. Het bedenken en aanbrengen van versieringen steeg boven de andere hier besproken stammen uit. De Mohaves produceerden en verkochten veel aardewerk, tot de Maricopas rond 1900 hun (Maricopa) aardewerk begonnen te commercialiseren. Daarna gingen veel Mohaves over op kralenwerk, wat beter verkocht dan aardewerk.<BR> In 1928 waren er nog maar twee of drie Mohave vrouwen die aardewerk maakten. Zij gebruikten praktisch dezelfde klei en techniek als de Yuma Indianen. Een verschil was dat de Mohaves fijngestampte potscherven aan de klei toevoegden na het zeven van de klei en voordat ze deze vermengden met water.<BR> Er werd onderscheid gemaakt tussen kookwaar en andere potten.<BR> Gele oker was de enige gebruikte verf, die na het bakken vaal rood werd. De patronen van de versiering hadden betekenissen en namen (Rogers verwijst naar Kroeber). Het is niet bekend of een specifieke versiering gekozen werd omdat de pottenbakster er een voorkeur voor had of omdat het bij haar clan hoorde.<BR> Mohave aardewerken vormen lijken op oude Yuma vormen. De hang naar nieuwe exotische vormen delen de Mohaves niet met de Yumas, noch is er invloed van de Maricopas en Pimas te zien.<BR> Behalve aardewerken potten en dergelijke, maakten Mohave pottenbaksters beschilderde aardewerken poppen en dierfiguurtjes, "effigies" (evenbeelden) genaamd. Deze worden beschreven door Jill Leslie Furst in haar boek over Mohave aardewerk. Kleine poppetjes werden gebruikt als speelgoed voor meisjes. Grotere poppen hadden kleding aan, droegen oorbellen en kettingen van kraaltjes, hadden aangeplakte haren op hun hoofd en waren geheel of gedeeltelijk beschilderd. Het is niet duidelijk waar deze poppen oorspronkelijk voor bedoeld waren, hun functie kan te maken hebben gehad met vruchtbaarheid en het verzekeren van de geboorte van een gezond kind. Het kan ook als troost bedoeld zijn voor een vrouw die een miskraam had gehad of een kind verloren had. Dergelijke functies van poppen zijn bekend van andere stammen zoals de Pueblos en Yumas (Quechans). In ieder geval zijn Mohave en Yuma pottenbaksters op een gegeven moment poppen gaan maken voor de verkoop aan blanke toeristen. In de tweede helft van de twintigste eeuw werd er nog steeds aardewerk gemaakt in de Mohave stijl door een paar Mohave vrouwen, een enkele man, en vrouwen van naburige stammen.<BR> <BR> De Oosterlijke Groep:<BR> Rogers stelde vast dat over aardewerk van deze groep weinig data voorhanden was en er in 1928 geen betrouwbare informanten meer waren die hij om informatie kon vragen. Wat er nog aan aardewerk was, lijkt erg op dat van de westerlijke groep. Archeologische vondsten en informanten spraken elkaar tegen. Volgens archeologische vondsten maakte deze groep aardewerk met zwart op grijze ontwerpen, maar informanten zeiden dat zij aardewerk maakten met rode beschilderingen.<BR> <BR> De Havasupais (Upland Yumans)<BR> Rogers heeft de informatie van Spier (Havasupai Ethnography, 1928). Hij zegt dat het pottenbakken als ambacht ophield te bestaan in ongeveer 1870. Wat de Havasupais in 1928 soms nog maakten waren kookpotten zoals de westerlijke groep Yumans die normaal fabriceerde.<BR> Uniek voor de Havasupais waren: het gebruik van een brouwsel dat op werktuigen en pot gesmeerd werd, het modelleren op een mand en pas in een later stadium van het proces op een "anvil", en het bakken met houtskool.<BR> <BR> De Walapais (Upland Yumans)<BR> De Walapas maakten kookpotten, kopjes, kommen, voedselkommen, en water olla's. Verder maakten zij pijpen, borden en lepels van aardewerk.<BR> De Walapais gebruikten plakkerig cactussap dat voor het mageren (aanlengen) van de klei aan het water toegevoegd werd, voordat er met kneden kon worden begonnen. Alleen droge afgezette klei werd gebruikt. Soms werd een knie gebruikt bij het vormen van de pot. Verder werden alleen een steen en een houten spatel gebruikt. Als er decoraties werden aangebracht, werd dit gedaan met rode verf. De gebruikte motieven bestonden uit rechte lijnen of eenvoudige geometrische figuren.<BR> <BR> De Yavapais (Upland Yumans)<BR> De procedure van het pottenbakken bij de Yavapais leek niet erg op die van de andere Yuman stammen, maar op die van Pueblo stammen. De Yavapais gebruikten namelijk niet de "paddle-and-anvil" methode, maar het aardewerk werd met de handen in model gebracht en met werktuigen glad geschraapt. Hierbij moet opgemerkt worden dat volgens de onderzoeker Gifford de Yavapai cultuur in zijn geheel niet leek op die van de andere Yuman stammen.<BR> Corbusier, een andere onderzoeker, was hier in 1886 en toen werd er nog aardewerk gemaakt, zoals blijkt uit diens aantekeningen. Rogers maakt uit Corbusiers document en dat van Gifford uit 1932 op, dat de Yavapais droge afgezette klei (residual clay) gebruikten, en dat de klei rood gemaakt werd door een minerale verfstof toe te voegen. Hoe het aardewerk er na het bakken uitzag is onbekend.<BR> De Yavapai Indianen voegden aan de klei speeksel toe, en water dat kleverig gemaakt was door er cactus in te koken. Het aardewerk werd opgebouwd door rolletjes klei op te stapelen en met de hand in model te brengen. Tijdens het in model brengen werden de handen vochtig gehouden met speeksel. Versieringen bestonden uit een of twee nauwe horizontale lijnen en uit zigzag lijnen.<BR> <BR> Literatuur:<BR> Malcolm J. Rogers<BR> Yuman Pottery Making. San Diego Museum Papers, 1936.<BR> <BR> Jill Leslie Furst<BR> Mojave Pottery, Mojave People. The Dillingham Collection of Mojave Ceramics. School of American Research Press, Santa Fe 2001.<BR> <BR> Anine de Grood<BR> Leiden, 2002<BR>

Lepel

362-109, 110, 111, 112<BR> Mohave pottery ladles; kahmootah (TK); pottery, pigment; 362-109: l. 22 cm., w. 9 cm., h. 5 cm.; 362-110: l. 13.5 cm., w. 9 cm., h. 3.8 cm.; 362-111: l. 14.8 cm., w. 8.3 cm., h. 3.8 cm.; 362-112: l. 12 cm., w. 7.8 cm., h. 3.7 cm.; all ca. 1880-1883.<BR> These practical implements were molded over an appropriately shaped rock, and could be oval or teardrop-shaped. The finishing of the handle varies from sharp V-shapes to knobs (362-112), sometimes containing a rattle (362-109), and effigy handles (Furst 2001:78,166-169). RMV 362-109 has a perforated handle with a short string of white and blue seed beads. The Leiden ladles are decorated on the interior with different designs: "belly of yellowhammer" (362-110,111) and cottonwood leaves (362-109,112). The exteriors are undecorated (362-110,112) or exhibit a repeating V-pattern in several opposing longitudinal rows (362-109,111). Two of the four ladles are apparently new, while two others show signs of wear. Flecks of mica are visible in the clay of several ladles.<BR> 362-84a, 84b, 87 through 100, 109 through 112 Colorado River Yuman pottery<BR> The Colorado River Yumans (Quechans, Mohaves; Cocopas) regarded the art and craft of pottery making as a gift of Mastamho, one of their major ancestral spirits who also created the Colorado River, bestowed language and rituals on the Yuman peoples, and assigned animals their way of life. Pottery making was a women's art, practiced in seclusion to avoid disturbance and bad luck that could destroy her work during the firing process. Crushed potsherds or ground granite tempered the sedimentary clay from the river valley. The women built up their vessels with clay coils, smoothing the sides with a stone (Quechans, Mohaves) or pottery anvil (Cocopas) on the inside and a straight cottonwood paddle on the outside. When fired for the first time, designs were applied with a bark brush or pointed stick, dipped in yellow ochre that first turned black, and later red in the second firing. Mixed with the ochre was mesquite gum that acted as a fixative for the paint on the pottery's surface. Sometimes vessels were left plain. Firing took place in a pit, with mesquite or dried cow dung used as fuel.<BR> Geometric designs predominated on Yuman pottery and different motifs had specific names. Lines, dots, rectangles, triangles, herringbones, and several repeating and interlocking motifs predominated. Similar patterns appeared in facial painting. Among the less frequent naturalistic designs Ten Kate saw animal tracks, turtles and spiders. Cooking wares were never decorated as the designs would soon become invisible from fire and smoke. Canteens, ollas and ladles virtually almost exhibited decoration.<BR> Traditional pottery shapes included large water jars and stew pots, cooking pots and serving bowls, oval food platters, stirrers and scoops or ladles, parching trays, and effigy seed storage jars, shaped like a foot or a duck. Yuman ceramics are not technically sophisticated as material possessions were valued little. Most personal property was destroyed when somebody died. However, not infrequently pottery exhibits the artistic inclination and talent of their makers in details of shapes and painted decoration. Yuman pottery and similar pottery of Native tribes from southern Californian and southern Arizona has been labeled Southern Desert ware, and roots probably in the prehistoric Patayan-Hakataya Tradition. After the arrival of the army and trading posts, traditional ceramics became soon replaced by metal substitutes (Forde 1931:123-124; Rogers 1936; Kroeber 1925:737-739,1902-1904; Gifford 1928:361-365; Forde 1931:123-124; Douglas 1953; Kroeber and Harner 1955; Smith 1977:25-29,31-34,93; Euler 1982; Waters 1982; Trippel 1984:179,179-180; Furst 2001:21-25,77-79; Spier 1933:104-110; 1936:17).<BR> (Hovens 2008-09)<BR> <BR> <BR> <BR> Yuman aardewerk<BR> De Yuman taalgroep in het zuidwesten van de Verenigde Staten bestond uit de volgende stammen: Yumas (ook wel Quechans genoemd), Maricopas, Halchidhomas, Cocopas, Mohaves, Havasupais, Walapais en Yavapais. Met betrekking tot het aardewerk van de Yuman stammen heeft Malcolm J. Rogers archeologisch, antropologisch, en literatuuronderzoek gedaan. Zijn veldonderzoek sloot hij af in 1928. Er werd toen al praktisch geen aardewerk meer gemaakt door deze stammen. In 1936 sloot Rogers zijn literatuuronderzoek af.<BR> Hij wilde met zijn publicatie twee doelen bereiken:<BR> I. Het presenteren van de basistechniek van het pottenbakken bij de Yuman stammen.<BR> II. Het bijeenbrengen van alle informatie die was opgetekend over aardewerk van de bewuste stammen.<BR> <BR> Contact met blanken had ervoor gezorgd dat het ambacht van het pottenbakken veranderde en tenslotte verdween. De veranderingen hielden in: het introduceren van nieuwe pottenbak technieken en, in verband met de stijgende vraag van blanke kopers vanaf 1890, het maken van nieuwe vormen en loslaten van oudere vormen.<BR> <BR> De versieringen van Yuman aardewerk zijn niet zo kunstig vergeleken met Pueblo aardewerk, maar wat betreft dunheid en hardheid legt het Pueblo aardewerk het af tegen het beste prehistorische Yuman aardewerk. Wat betreft symmetrie zijn de beide soorten even vaardig gemaakt. Bij de Pueblo volken was het de gewoonte om hun doden met aardewerk te begraven, bij de Yumans was het de gewoonte persoonlijke bezittingen te vernietigen na de dood van de eigenaar. Bovendien waren de meeste Yuman stammen semi-nomadisch, wat ook niet bevorderlijk was voor het bewaard blijven van heel aardewerk. Pueblo volken en Yumans hebben elkaar nauwelijks beïnvloed.<BR> <BR> Van de hier onderzochte Yumans gebruikten allen behalve de Yavapais de "paddle-and-anvil" methode. De Papagos en Pimas gebruikten deze techniek ook. Een "paddle" is in dit geval een houten spatel, waarmee de klei werd bewerkt. Letterlijk vertaald is een "anvil" een aambeeld, maar het ging hier om een kleine steen die in de hand werd gehouden. Dit werd gedaan als ondersteuning van de klei terwijl aan de andere kant de klei in vorm werd gebracht met de spatel.<BR> <BR> I. De Basistechniek van het pottenbakken onder de Yuman stammen<BR> Rogers beschrijft de pottenbakmethode van de Zuidelijke Diegenos, omdat de oorspronkelijke "paddle-and-anvil" techniek bij hen het beste bewaard is gebleven. Hij beschrijft de methode aan de hand van het pottenbakken van Mrs. Rosa Lopez (Owas Hilmawa).<BR> De verschillende stadia zien er als volgt uit:<BR> 1. Vergruizen (Crushing)<BR> Het kleimateriaal van de pottenbakster werd verpulverd met een steen op een rots. Later werd hiervoor een stenen vijzel (mortar) met een stamper (pestle) gebruikt, of maalstenen (a metate with a mano). Stukjes die niet in de klei thuishoorden werden er met de vingers uitgehaald en weggegooid. Het verpulverde materiaal werd in de zon te drogen gezet.<BR> 2. Vermalen (Reduction)<BR> Het gedroogde materiaal werd verder verpulverd met maalstenen of liever nog in een vijzel omdat dat sneller en makkelijker ging, tot het de vereiste fijnheid had. Wanneer de klei niet fijn genoeg verpulverd was kwamen er meestal scheuren in bij het krimpen tijdens het bakproces.<BR> 3. Zeven (Concentration)<BR> Sinds metalen zeven verkrijgbaar waren, werden die gebruikt om het materiaal nog fijner te maken en te ontdoen van harde deeltjes. De vroegere methode bestond uit het gebruiken van een platte schaalachtige mand waarin het materiaal op drie verschillende manieren werd bewogen. Eerst werd de schaal op en neer bewogen waardoor de grootste deeltjes naar boven kwamen, waarna zij met de vingers verwijderd werden. Daarna werd de schaal naar voren en achteren heen en weer bewogen waarbij de grovere deeltjes in het midden van de schaal terechtkwamen en ook deze werden met de vingers verwijderd. Tenslotte werd een roterende beweging gemaakt waardoor het fijne materiaal gecentreerd werd en de overgebleven grovere deeltjes aan de rand van de schaal verwijderd konden worden met de vlakke hand.<BR> 4. Het mageren van de klei (Tempering)<BR> De verpulverde klei werd vermengd met water en goed gekneed. Opvallend is dat aan het water een planten- of cactusextract werd toegevoegd dat de plasticiteit van de klei vergrootte.<BR> 5. Het vormen van de basis (Forming the base)<BR> Afhankelijk van wat de pottenbakster wilde maken, werd de basis van de nieuwe pot gevormd op een oudere pot of op een knie of mand. De klei werd met een houten spatel op de vorm in model geslagen (uitgebreid over paddles, p.8). Kleine stukken zoals kopjes, potjes en kommetjes werden niet opgebouwd uit rolletjes maar uit een of meer stukken gemaakt.<BR> 6. Rollen (Coiling)<BR> Met de handen werden rolletjes klei gevormd die op de basis geplaatst werden. Dit is moeilijker dan het lijkt omdat het rolletje klei niet mag breken. De rollen vormen ieder een cirkel. Spiraalvormige rollen zoals bij de Pueblo stammen zijn niet bekend. Na het rollen en het aanbrengen van de rolletjes werden deze platgeslagen met een spatel. Dit werd naar beneden toe gedaan zodat de wand dunner werd en tegelijk de pot hoger gemaakt werd. Het geheel werd dan van de vorm gehaald, omgedraaid met de opening naar boven en op de schoot geplaatst. De naden werden aan de buiten- en aan de binnenkant met vochtige vingers ineengedrukt en dichtgesmeerd. De vorm werd afgemaakt met de "paddle-and-anvil" methode.<BR> Nadat het modelleren klaar was, werden kuiltjes en scheurtjes opgevuld met klodders natte klei. Daarna volgde er een laatste handeling om het oppervlak gladder te maken: het in een ronddraaiende beweging wrijven met een natte handpalm over het oppervlak van het aardewerk.<BR> 7. Drogen (Drying)<BR> Het aardewerk werd gedurende een paar uur in het zonlicht geplaatst om te drogen.<BR> 8. Versieren (Decoration)<BR> Vroeger gebruikten pottenbaksters zowel inkervingen als verf om het aardewerk te versieren, maar in 1928 gebruikten ze alleen nog verf. De verf was vroeger meestal gemaakt van rode oker, soms van roodijzersteen (hematite). (Uitgebreid over verf maken, p.12) Ten tijde van Rogers' onderzoek kochten Indianen van de Yuman stammen soms witte en zwarte verf van blanken, om het aardewerk mee te decoreren.<BR> Het aardewerk werd in de linkerhand gehouden en de verf met de rechterhand opgebracht. Dit gebeurde niet erg zorgvuldig. Meestal was er geen betekenis bekend. De versieringen lijken op de tatoeages die bij deze stammen gebruikelijk waren.<BR> 9. Voorbakken (Preliminary firing)<BR> De reden voor het voorbakken was volgens een Indiaanse: het checken of de potten het zullen redden in de hete oven. Volgens Rogers was de reden dat de plotselinge hitte teveel zou kunnen zijn voor de pot. Bij het voorbakken kon het overtollige water namelijk alvast verdampen.<BR> 10. Bakken (Firing)<BR> De Indiaanse pottenbakster Rosa Lopez geloofde dat je niet mag kijken bij het bakken. Het bakken duurde een nacht, daarna werd het aardewerk schoongeveegd.<BR> <BR> <BR> II. Door Rogers bijeengebrachte informatie van anderen over pottenbakken onder de Yuman stammen <BR> Door verschillen in natuurlijke leefomgeving en mate van assimilatie is er verschil in het aardewerk van de Yuman stammen. Een goed voorbeeld hiervan is het verschil tussen de westelijke bergstammen die geen landbouw bedrijven, en de landbouwende rivierstammen. Rogers onderscheidt vier groepen op basis van hun technieken en de vormen van hun aardewerk.<BR> Deze groepen zijn:<BR> - De Westerlijke Groep: Californische Yumans en Shoshoneans<BR> - De Colorado Woestijn Groep: Yumans en Shoshoneans<BR> - De Colorado Rivier Groep: Yumans (Yumas, Maricopas, Halchidhomas, Cocopas en Mohaves) en Shoshoneans (Chemehuevis)<BR> - De Oosterlijke Groep: Yumans (Havasupais, Walapais en Yavapais)<BR> De laatste twee groepen hebben betrekking op de hier onderzochte stammen, daarom zal ik alleen deze twee groepen behandelen.<BR> <BR> De Colorado Rivier Groep:<BR> De Yumas of Quechans (River Yumans)<BR> Al sinds ongeveer halverwege de 19e eeuw hadden de Yumas contact met blanke militairen en kolonisten. Van hen namen zij het gebruiken van metalen kookpotten over. Deze vervingen hun oorspronkelijke aardewerken kookpotten. Hierdoor werd er weinig aardewerk meer gemaakt bij deze stam, behalve voor blanke kopers. De pottenbaksters maakten wat de blanken wilden hebben. In het begin maakten ze Amerikaanse kookwaren na in klei. Verf werd bij Amerikaanse winkels gekocht, maar de decoraties waren nog wel authentiek. In 1928 waren er nog een paar pottenbaksters die de oude, eigen technieken kenden.<BR> De Yumas kenden twee soorten sedimentaire (droge, afgezette) klei. (Beschrijving pottenbak methode p.30) (Invloed Maricopas en Pimas p.33) (Soorten aardewerk p.33)<BR> <BR> De Maricopas (River Yumans)<BR> (Invloed Pimas)<BR> De Maricopas produceerden in 1928 nog steeds veel aardewerk, onder te verdelen in aardewerk voor eigen gebruik en aardewerk voor de handel. De laatste lijken qua vorm en decoratie op Piman aardewerk. (Verf en decoratie p.34) (Overeenkomsten Piman aardewerk p.34)<BR> De kookpotten, platte schalen, en de grote potten om water in te bewaren, de zogenaamde water olla's, leken nog steeds op de oorspronkelijke Yuman vormen.<BR> Decoraties waren vroeger typisch Yuman, al waren ze niet zo kundig getekend of zo complex als de Yuma en Mohave motieven.<BR> <BR> De Halchidhomas (River Yumans)<BR> De Halchidhomas leefden in 1928 bij de Maricopas en maakten hetzelfde aardewerk als deze.<BR> <BR> De Cocopas (Delta Yumans)<BR> Cocopa aardewerk verschilt weinig van Yuma aardewerk. Cocopa aardewerk is iets minder divers van vorm en minder knap gemaakt. Het is wat grover. De sterke overeenkomst komt door dezelfde natuurlijke omgeving en dus dezelfde klei. De Cocopas gebruikten eenvoudige geometrische motieven in rood, die meer leken op Kamia designs dan op die van de Colorado Rivier stammen. De Cocopas leefden geïsoleerd en maakten geen aardewerk voor de verkoop, waardoor het aardewerk authentiek bleef. De techniek lijkt, voor zover Rogers weet, op die van de Yumas, behalve dat de Cocopas een pottenbakkersaambeeld gebruikten.<BR> <BR> De Mohaves (River Yumans)<BR> De Mohaves waren de beste pottenbakkers. Het bedenken en aanbrengen van versieringen steeg boven de andere hier besproken stammen uit. De Mohaves produceerden en verkochten veel aardewerk, tot de Maricopas rond 1900 hun (Maricopa) aardewerk begonnen te commercialiseren. Daarna gingen veel Mohaves over op kralenwerk, wat beter verkocht dan aardewerk.<BR> In 1928 waren er nog maar twee of drie Mohave vrouwen die aardewerk maakten. Zij gebruikten praktisch dezelfde klei en techniek als de Yuma Indianen. Een verschil was dat de Mohaves fijngestampte potscherven aan de klei toevoegden na het zeven van de klei en voordat ze deze vermengden met water.<BR> Er werd onderscheid gemaakt tussen kookwaar en andere potten.<BR> Gele oker was de enige gebruikte verf, die na het bakken vaal rood werd. De patronen van de versiering hadden betekenissen en namen (Rogers verwijst naar Kroeber). Het is niet bekend of een specifieke versiering gekozen werd omdat de pottenbakster er een voorkeur voor had of omdat het bij haar clan hoorde.<BR> Mohave aardewerken vormen lijken op oude Yuma vormen. De hang naar nieuwe exotische vormen delen de Mohaves niet met de Yumas, noch is er invloed van de Maricopas en Pimas te zien.<BR> Behalve aardewerken potten en dergelijke, maakten Mohave pottenbaksters beschilderde aardewerken poppen en dierfiguurtjes, "effigies" (evenbeelden) genaamd. Deze worden beschreven door Jill Leslie Furst in haar boek over Mohave aardewerk. Kleine poppetjes werden gebruikt als speelgoed voor meisjes. Grotere poppen hadden kleding aan, droegen oorbellen en kettingen van kraaltjes, hadden aangeplakte haren op hun hoofd en waren geheel of gedeeltelijk beschilderd. Het is niet duidelijk waar deze poppen oorspronkelijk voor bedoeld waren, hun functie kan te maken hebben gehad met vruchtbaarheid en het verzekeren van de geboorte van een gezond kind. Het kan ook als troost bedoeld zijn voor een vrouw die een miskraam had gehad of een kind verloren had. Dergelijke functies van poppen zijn bekend van andere stammen zoals de Pueblos en Yumas (Quechans). In ieder geval zijn Mohave en Yuma pottenbaksters op een gegeven moment poppen gaan maken voor de verkoop aan blanke toeristen. In de tweede helft van de twintigste eeuw werd er nog steeds aardewerk gemaakt in de Mohave stijl door een paar Mohave vrouwen, een enkele man, en vrouwen van naburige stammen.<BR> <BR> De Oosterlijke Groep:<BR> Rogers stelde vast dat over aardewerk van deze groep weinig data voorhanden was en er in 1928 geen betrouwbare informanten meer waren die hij om informatie kon vragen. Wat er nog aan aardewerk was, lijkt erg op dat van de westerlijke groep. Archeologische vondsten en informanten spraken elkaar tegen. Volgens archeologische vondsten maakte deze groep aardewerk met zwart op grijze ontwerpen, maar informanten zeiden dat zij aardewerk maakten met rode beschilderingen.<BR> <BR> De Havasupais (Upland Yumans)<BR> Rogers heeft de informatie van Spier (Havasupai Ethnography, 1928). Hij zegt dat het pottenbakken als ambacht ophield te bestaan in ongeveer 1870. Wat de Havasupais in 1928 soms nog maakten waren kookpotten zoals de westerlijke groep Yumans die normaal fabriceerde.<BR> Uniek voor de Havasupais waren: het gebruik van een brouwsel dat op werktuigen en pot gesmeerd werd, het modelleren op een mand en pas in een later stadium van het proces op een "anvil", en het bakken met houtskool.<BR> <BR> De Walapais (Upland Yumans)<BR> De Walapas maakten kookpotten, kopjes, kommen, voedselkommen, en water olla's. Verder maakten zij pijpen, borden en lepels van aardewerk.<BR> De Walapais gebruikten plakkerig cactussap dat voor het mageren (aanlengen) van de klei aan het water toegevoegd werd, voordat er met kneden kon worden begonnen. Alleen droge afgezette klei werd gebruikt. Soms werd een knie gebruikt bij het vormen van de pot. Verder werden alleen een steen en een houten spatel gebruikt. Als er decoraties werden aangebracht, werd dit gedaan met rode verf. De gebruikte motieven bestonden uit rechte lijnen of eenvoudige geometrische figuren.<BR> <BR> De Yavapais (Upland Yumans)<BR> De procedure van het pottenbakken bij de Yavapais leek niet erg op die van de andere Yuman stammen, maar op die van Pueblo stammen. De Yavapais gebruikten namelijk niet de "paddle-and-anvil" methode, maar het aardewerk werd met de handen in model gebracht en met werktuigen glad geschraapt. Hierbij moet opgemerkt worden dat volgens de onderzoeker Gifford de Yavapai cultuur in zijn geheel niet leek op die van de andere Yuman stammen.<BR> Corbusier, een andere onderzoeker, was hier in 1886 en toen werd er nog aardewerk gemaakt, zoals blijkt uit diens aantekeningen. Rogers maakt uit Corbusiers document en dat van Gifford uit 1932 op, dat de Yavapais droge afgezette klei (residual clay) gebruikten, en dat de klei rood gemaakt werd door een minerale verfstof toe te voegen. Hoe het aardewerk er na het bakken uitzag is onbekend.<BR> De Yavapai Indianen voegden aan de klei speeksel toe, en water dat kleverig gemaakt was door er cactus in te koken. Het aardewerk werd opgebouwd door rolletjes klei op te stapelen en met de hand in model te brengen. Tijdens het in model brengen werden de handen vochtig gehouden met speeksel. Versieringen bestonden uit een of twee nauwe horizontale lijnen en uit zigzag lijnen.<BR> <BR> Literatuur:<BR> Malcolm J. Rogers<BR> Yuman Pottery Making. San Diego Museum Papers, 1936.<BR> <BR> Jill Leslie Furst<BR> Mojave Pottery, Mojave People. The Dillingham Collection of Mojave Ceramics. School of American Research Press, Santa Fe 2001.<BR> <BR> Anine de Grood<BR> Leiden, 2002<BR>