Draagwieg met pop

362-7<BR> Tuscarora cradle; ga-on-seh (Morgan 1850:205, plate 16; 1852:76-77); wood, cloth, glass, papier mâché; h. 60 cm., w. 27-29 cm.; 1870-1880.<BR> Northeastern Native cradleboards provided babies with comfort and security and were at once practical, beautiful, and uniquely North American. Borne by the mother on her back and supported by a burden-strap tied across her forehead, they were easy to carry while traveling and could be secured to a tree while she was working. Hodenosaunee mothers tied shiny ornaments and charms to the hoop to entertain the child and protect it from harm, and they lavished some of their finest artistry and needlework on the embroidered outer coverings. The panel on this cradleboard cover displays floral designs and a butterfly executed in beadwork. Men carved intricate chipwork designs on the hoop, sun and moon designs in this case, and sometimes painted or carved birds, flowers and the Great Tree of Peace on the back or foot board (cf. Brasser 1976:154,157; Conn 1979:53; 1979a; Lyford 1982:56,58).<BR> Ten Kate purchased this full-sized cradleboard on the Tuscarora Indian Reservation, a few miles northeast of Niagara Falls, where members of the tribe had settled since the late 18th century, supporting themselves through farming, wage labor, and the production of souvenirs for the tourist trade (Landy 1978:521-522; Hovens 1984:38). The doll was not part of the original purchase, and Ten Kate asked his sister Madelon to add it before shipping the cradleboard to Europe to make it more eye-catching for museum and government officials in The Netherlands. Such a strategy would have been necessary to obtain attract financial support for his collecting project. Ten Kate reported to his director, Lindor Serrurier, for example, that colleagues at the Smithsonian Institution in Washington had stressed to him that the acquisition of traditional artifacts of good quality required substantial funds (Letter of Dec. 16, 1882 (ARMV: nr. 273).<BR> (Phillips and Hovens 2008-09)<BR> <BR> Dit was een van de weinige oudere traditionele voorwerpen die Ten Kate bij de Iroquoise Tuscaroras kon bemachtigen. Hij liet het wiegje door zijn zus met een pop opmaken om de aandacht in Nederland te wekken en zo meer geld voor aankopen los te krijgen.<BR> Het bestaat uit een naar onderen smaller wordende houten plank en tegen het ondereinde een gebogen lat die met de plank een stompe hoek vormt, waartegen de voeten van het kind rusten.<BR> <BR> Indiaanse kinderen werden stevig in de wieg gewikkeld, waardoor zij veilig lagen. Zo kon het kind bij de moeder op de rug, tegen een boom worden gezet of aan een paard worden bevestigd. In huis werd hij horizontaal als wieg gebruikt.<BR> <BR> INDIAANSE POPPEN<BR> <BR> NORTHEAST ('cornhusk dolls')<BR> Materialen: twijgjes, dennennaalden, bladeren, wortels van struiken, boombast en 'cornhusk' (maïsblad). Overigens werden in andere delen van Amerika ook poppen van maïsblad gemaakt, maar die van de Iroquois uit het Noordoosten zijn het meest bekend (Lenz 1986: 34). Nadat blanken stof en kralen hadden geïntroduceerd, maakten vrouwen poppen hiervan voor hun dochters. Deze leerden naaien en kralenwerk, doordat zij hun moeder hielpen met het maken van kleertjes en een met kralenwerk versierde wiegeplank voor hun pop (ibidem 1986: 35).<BR> 'Cornhusk' poppen hebben traditioneel geen gezichten. Hiervoor worden verschillende verklaringen gegeven: zonder gezicht wordt de fantasie van het kind beter ontwikkeld, als het kind de pop beschadigd zou de pop het kind niet kunnen straffen omdat de pop het kind niet kan herkennen en volgens een populair Seneca verhaal is het beter om goede morele waarden te hebben dan een mooi gezicht (ibidem: 35). Na een maïsziekte in de jaren dertig kwam een man op het idee poppen met lederen hoofdjes te maken. Deze verkochten goed en zo ontstond een nieuwe specialisatie (ibidem: 81).<BR> TMS: 362-7, 710-26, 2012-10, 5715-2661, 5715-2662, 5715-2679, 5852-27.<BR> (PH, 2000)

Draagwieg met pop

362-7<BR> Tuscarora cradle; ga-on-seh (Morgan 1850:205, plate 16; 1852:76-77); wood, cloth, glass, papier mâché; h. 60 cm., w. 27-29 cm.; 1870-1880.<BR> Northeastern Native cradleboards provided babies with comfort and security and were at once practical, beautiful, and uniquely North American. Borne by the mother on her back and supported by a burden-strap tied across her forehead, they were easy to carry while traveling and could be secured to a tree while she was working. Hodenosaunee mothers tied shiny ornaments and charms to the hoop to entertain the child and protect it from harm, and they lavished some of their finest artistry and needlework on the embroidered outer coverings. The panel on this cradleboard cover displays floral designs and a butterfly executed in beadwork. Men carved intricate chipwork designs on the hoop, sun and moon designs in this case, and sometimes painted or carved birds, flowers and the Great Tree of Peace on the back or foot board (cf. Brasser 1976:154,157; Conn 1979:53; 1979a; Lyford 1982:56,58).<BR> Ten Kate purchased this full-sized cradleboard on the Tuscarora Indian Reservation, a few miles northeast of Niagara Falls, where members of the tribe had settled since the late 18th century, supporting themselves through farming, wage labor, and the production of souvenirs for the tourist trade (Landy 1978:521-522; Hovens 1984:38). The doll was not part of the original purchase, and Ten Kate asked his sister Madelon to add it before shipping the cradleboard to Europe to make it more eye-catching for museum and government officials in The Netherlands. Such a strategy would have been necessary to obtain attract financial support for his collecting project. Ten Kate reported to his director, Lindor Serrurier, for example, that colleagues at the Smithsonian Institution in Washington had stressed to him that the acquisition of traditional artifacts of good quality required substantial funds (Letter of Dec. 16, 1882 (ARMV: nr. 273).<BR> (Phillips and Hovens 2008-09)<BR> <BR> Dit was een van de weinige oudere traditionele voorwerpen die Ten Kate bij de Iroquoise Tuscaroras kon bemachtigen. Hij liet het wiegje door zijn zus met een pop opmaken om de aandacht in Nederland te wekken en zo meer geld voor aankopen los te krijgen.<BR> Het bestaat uit een naar onderen smaller wordende houten plank en tegen het ondereinde een gebogen lat die met de plank een stompe hoek vormt, waartegen de voeten van het kind rusten.<BR> <BR> Indiaanse kinderen werden stevig in de wieg gewikkeld, waardoor zij veilig lagen. Zo kon het kind bij de moeder op de rug, tegen een boom worden gezet of aan een paard worden bevestigd. In huis werd hij horizontaal als wieg gebruikt.<BR> <BR> INDIAANSE POPPEN<BR> <BR> NORTHEAST ('cornhusk dolls')<BR> Materialen: twijgjes, dennennaalden, bladeren, wortels van struiken, boombast en 'cornhusk' (maïsblad). Overigens werden in andere delen van Amerika ook poppen van maïsblad gemaakt, maar die van de Iroquois uit het Noordoosten zijn het meest bekend (Lenz 1986: 34). Nadat blanken stof en kralen hadden geïntroduceerd, maakten vrouwen poppen hiervan voor hun dochters. Deze leerden naaien en kralenwerk, doordat zij hun moeder hielpen met het maken van kleertjes en een met kralenwerk versierde wiegeplank voor hun pop (ibidem 1986: 35).<BR> 'Cornhusk' poppen hebben traditioneel geen gezichten. Hiervoor worden verschillende verklaringen gegeven: zonder gezicht wordt de fantasie van het kind beter ontwikkeld, als het kind de pop beschadigd zou de pop het kind niet kunnen straffen omdat de pop het kind niet kan herkennen en volgens een populair Seneca verhaal is het beter om goede morele waarden te hebben dan een mooi gezicht (ibidem: 35). Na een maïsziekte in de jaren dertig kwam een man op het idee poppen met lederen hoofdjes te maken. Deze verkochten goed en zo ontstond een nieuwe specialisatie (ibidem: 81).<BR> TMS: 362-7, 710-26, 2012-10, 5715-2661, 5715-2662, 5715-2679, 5852-27.<BR> (PH, 2000)