Zeemeermin

Sirene of zeemeermin <BR> Een monstertje voorstellend een zogenoemde zeemeermin of meermin, als de gebruikelijke vertaling van het Japanse ningyo – letterlijk ‘mens-vis’ – in het begin van de 19e eeuw door Japanners vervaardigd als een soort bijzondere zeldzaamheid. Hoe zulke meerminnen werden gebruikt blijft nog steeds raadselachtig, al lijkt het waarschijnlijk dat ze in tentoonstellingen van zeldzaamheden, bijzonderheden en kostbaarheden een rol speelden. Zulke tentoonstellingen kende Japan op velerlei verschillende niveaus, van daimyo met hun prive-kabinetten, samurai van hogere rang met grote aviaria met uitheemse vogels, tot welgestelde kooplieden met verzamelingen uitheemse voorwerpen, uiteenlopend van Chinees porselein tot koraal uit de Zuidzee, van Perzisch aardewerk in gebruik als theekom tot Indiasche batikdoeken als foedraal voor theehouders, zelfs tot particuliere verzamelingen van honderden verschillende penselen of inktstaafjes, of verzamelingen van stenen en mineralen, schelpen, munten, enz. enz. Zoals Fisscher in zijn Bijdrage tot de kennis van het Japansche rijk opmerkte: ‘Niettemin zal men naauwelijks onder de gegoede klassen eenen Japanner vinden, die niet een of ander stokpaardje of liefhebberij heeft, en veel geld besteedt tot het aanleggen van verzamelingen, als van schilderijen /…/ en munten, die ook werkelijk in Japan hoogst merkwaardig zijn’. (Amsterdam, 1833, p. 121). En dan waren er nog de vertoningen van uit schelpen, stro, of papier gemaakte bijzondere voorwerpen of figuren, of ook levensgrote poppen die historische scenes of vreemde wezens uitbeeldden, zoals bijvoorbeeld de ‘lang-armen’ en ‘lang-benen’ (zie 360-2193), alsof die van het eiland waar men geloofde dat zij leefden naar de grote steden van Japan waren meegenomen. Maar in Europa was de situatie eigenlijk niet zo veel anders met de talloze kunst- en rariteitenkabinetten. <BR> Dat blijkt bijvoorbeeld uit de opmerking van Fisscher in zijn hierboven al genoemde studie, naar aanleiding van de door hem verzamelde ‘Sirenen of Meerminnen’ en koppen van duivels, oni, dat deze ‘in de jaren 1822 en 1823 te Parijs en Londen vertoond werden.’ Hoogstwaarschijnlijk doelt hij hiermee op de vertoning in Londen van de Feegee Mermaid in de jaren 1822-3, die een storm van verontwaardigde reacties opriep die wellicht mede bijdroeg aan het succes bij het grote publiek. Voor zover bekend is dit de eerste introductie van zo’n Japans product in Europa. Het is dan ook waarschijnlijk geen toeval dat Edward Donovan rond die tijd, in zijn The naturalist’s repository of exotic natural history; consisting of seventy-two elegantly coloured plates, with appropriate scientific and general descriptions, of the most curious, scarce, and beautiful quadrupeds, birds, fishes, insects, shells, marine productions, and other interesting objects of natural history, the produce of foreign climates. Volume II, London 1823, Plate 59 – onder een Chinese afbeelding van een wandelende orang utan familie – een ‘meerman’ en een ‘meermin’ afbeeldt, plus nog een voorbeeld van een meermin die sterk op dit exemplaar lijkt. De bron voor de ‘meerman’ is ‘a Japanese miscellany’, de ‘meermin’ is ontleend aan ‘a Japanese Encyclopaedia of Arts & Sciences’ en eenvoudig te herleiden tot de 80-delige encyclopedie Wakan sanzai zue die Terajima Ryoan, een arts in Osaka, in 1715 publiceerde. De afbeelding in dat werk, in deel 48, is ontegenzeglijk de bron voor de illustratie bij Donovan. De afbeelding die zo sterk op deze meermin lijkt, is in feite gebaseerd op de tekening van George Cruikshank voor een pamflet voor vertoning van de Feegee Mermaid. In zijn toelichting verwijst Donovan nog naar ‘Dr. Stuttzer’ als degene die de boeken meebracht waaraan hij zijn illustraties dankte. Die ‘Dr. Stuttzer’ is ongetwijfeld Johan Arnold Stutzer of ook Stützer (1763-1821), de Factorij-arts op Deshima in de tijd dat Isaac Titsingh Opperhoofd was, in de jaren 1780. Maar waarschijnlijk was het Captain Magee die de meermin naar Londen bracht, ‘de Amerikaansche kapitein, die zulk een stuk te Batavia van een’ mijner vrienden voor twee duizend Spaansche matten had gekocht,’ zoals Fisscher schrijft (op.cit., p. 119). Het was het tweede exemplaar dat Fisscher ooit zag: ‘Er was er nog eene, die eenige maanden te voren door den Heer Cock Blomhoff was aangekocht, en toen deze eerste Meermin op het eiland Decima werd vertoond, en naderhand eigendom der Hollanders werd, was er dagelijks een groote toeloop van Japanners om dit monster te zien, die volstrektelijk aan de echtheid van dit stuk niet twijfelden, en op de gewone wijze hunnen eerbied betoonden, door met het hoofd tot op de matten te bukken’ (ibid.). Blomhoff betaalde hiervoor overigens slechts zestig gulden, kennelijk voldoende om een regelmatige aanvoer van zulke fabricages – deze Meermin bestaat in het bovenlijf van een aap met een grote zalm als onderlijf – in de komende jaren te verzekeren. <BR> Het fabriceren van zulke wezens – behalve drie zeemeerminnen verzamelden Blomhoff en Fisscher ook vier koppen van duivels, oni, twee draken, beide met twee koppen, een pad met drie poten, ongetwijfeld bedoeld als de gezel van de mythologische Gama Sennin, een vreemde vleermuis, en de kop en een stuk hals van een vampier, de rokurokubi – was ongetwijfeld voor vertoning door rondtrekkende kermisexploitanten die vaak op pleinen of op drukke punten bij bruggen tentjes huurden, de misemonokoya. Die zijn al bekend uit de vroege 17e eeuw en hadden hun bloeiperiode in de late 18e en vroege 19e eeuw. In Edo vonden zulke exposities regelmatig plaats bij de Ryogoku Brug, in de Ueno hoofdstraat en in Asakusa Okuyama. Zelfs bekende kunstenaars als Katsushika Hokusai, Utagawa Hiroshige, Utagawa Kuniyoshi en vele andere ontwerpers van de Utagawa traditie legden bijzondere presentaties vast en hun prenten konden waarschijnlijk zowel als souvenir gekocht worden, maar dienden ongetwijfeld ook als extra reclame. Helaas beeldden zij geen meerminnen af, ook al is er een vermelding van de vertoning van een zeemeermin bij Asakusa in 1777. Toch blijven we nog met veel vragen zitten over de achtergrond van deze curieuze wezens.<BR> Zeemeerminnen worden al vroeg in Japanse geschriften genoemd, maar spelen eigenlijk pas echt een belangrijke rol vanaf de late 17e eeuw, dan vooral in de romans van Ihara Saikaku. Hoewel enkele tempels in Japan over geprepareerde zeemeerminnen of soms alleen de botten beschikken, is nauwelijks te achterhalen wanneer deze daar terecht kwamen. Maar ook al werden ze in vroeger tijden gezien als brengers of boodschappers van onheil, dat slaat om in het geloof dat zij juist rampen kunnen voorkomen en zelfs dat het eten van een meermin onsterfelijkheid zou geven. Er wordt zelfs meermin-olie ontwikkeld – genoemd door Takizawa Bakin (1767-1848) in een van zijn romans – die eeuwig blijft branden en iemand, wanneer op het lichaam gesmeerd, waterdicht maakt. ‘Mermaid oil’ was overigens ook in Europa verkrijgbaar, al is onduidelijk wat de werkzaamheid was. In Japan was ook meermin-water, ningyosui, te koop. Vooral vanaf de late 18e en in het begin van de 19e eeuw neemt het geloof in allerlei eigenschappen alleen maar toe, de botten van de meermin zouden tegen vergiftiging en vele andere kwalen helpen, zelfs in het algemeen beschermen. Zo komen er netsuke gesneden uit meermin-bot op de markt, hoogstwaarschijnlijk gemaakt van haaiebot. <BR> <BR> Naar het onderwerp ningyo (Japans ningyo, karakters mens/vis: zeemeerminnen), wordt nog steeds veel onderzoek gedaan. Ze zien er uit als monsterachtige wezens en hun aanzien is inderdaad vaak monsterlijk. Zodanig dat ze op kermissen veel bekijks trokken tijdens de Edo periode. De Ningyo is een zgn. "fantasiewezen" dat uit meerdere, van verschillende dieren afkomstige, bestanddelen bestaat.<BR> <BR> Materiaal en techniek<BR> Composiet van papier mache en katoen om een houten frame, afgewerkt met runderdarm, apenhuid (macaca fuscata fuscata) en -nageltjes (macaca fuscata fuscata), delen van hondenkaken met tanden van de familie der canidae, vissenwervels (familie der carcharhinidae), zalmvel (oncorhynchus).<BR> Hieronder volgt een uitgebreider onderzoek inzake de samenstelling etc ervan:<BR> De lengte bedraagt 58 cm. De aangetroffen materialen zijn: vissenhuid, zoogdierenhuid, tanden, knoken, verschillende soorten vulmiddel, pigmenten en metaal.<BR> Het onderste deel is gemaakt uit een vissenlichaam zonder kop (ca. 60cm). Deze heeft aan de onderkant een kleine opening van ca.14cm, die dichtgenaaid is. In de openingen van de naad bevindt zich een wattenachtig vulsel. Een dubbele draad bevindt zich tussen de borsten, als ook onder de buik, een enkele draad treft men voor de staart en bovenaan de rug. Net iets boven het staartdraad komt een stuk metaal, van binnenuit uit, door een inkeping in de huid, te voorschijn. Het ziet ernaar uit alsof vanuit hier de kromming van de staart vastgemaakt is. Met het blote oog is het echter niet zichtbaar hoe ver dit in het lichaam naar boven steekt.<BR> Het bovenste gedeelte is uit vele onderdelen samengesteld, zo is de oppervlakte uit verschillende stukken behaarde en geschubde huid vormgegeven. De armen en benen zijn licht behaard. Op het hoofd ziet men iets zwaardere beharing, daar waar de wenkbrauwen en wimpers sterk behaard zijn. Aan de buitenkant van de bovenarm zie je vissenhuid, waarvan de schubben duidelijk groter dan die van het onderste gedeelte van de zeemeermin zijn. De handen worden nagebootst en met huid overtrokken, er zijn nog sporen van handen aan de binnenkant van de palmen zichtbaar. De nagels zijn er apart ingezet, uit een keratineus, dunner materiaal. Het gezicht wordt volgens een structuur gemodelleerd en dan met huid overtrokken. Door de mond heen zijn in het bovenste deel duidelijk botten waarneembaar. De oogkassen en borstbeenderen worden voorgevormd en vervolgens met huid overtrokken.<BR> Het gehele object is met een bruinachtige kleur beschilderd.<BR> Toestand van het voorwerp (dd januari 1998)<BR> Aan de gekromde binnenkant van de staart overlappen twee stukken huid elkaar.<BR> De oppervlakte is extreem verstoft en bevuild. Witte verfkledders zijn verdeeld over het oppervlakte. In vele gevallen zijn resten van oude insektenaantastingen waar te nemen. De meeste vingernagels zijn in de lengte getrokken.<BR> Ander röntgenologisch onderzoek wijst uit dat de zeemeermin de staart heeft van een echte vis, de graten zijn duidelijk herkenbaar. Het bovenlijfje is wat minder goed te interpreteren. Het heeft een (menselijke) schedel, maar de kaak is waarschijnlijk afkomstig van een hond.<BR> <BR> In west Europa zijn tevens zeemeerminnen gesignaleerd. Daarvan is de vissenhuid van baars (Perciadae sp.), tanden van ongeidentificeerde zoogdieren, reptielen of vissetanden; keratineuze nagels of klauwen van niet geïdentenficeerde zoogdieren, reptielen of zelfs vogel aan de vingers. Er zit geen schedel in de onderzochte hoofden.

Zeemeermin

Sirene of zeemeermin <BR> Een monstertje voorstellend een zogenoemde zeemeermin of meermin, als de gebruikelijke vertaling van het Japanse ningyo – letterlijk ‘mens-vis’ – in het begin van de 19e eeuw door Japanners vervaardigd als een soort bijzondere zeldzaamheid. Hoe zulke meerminnen werden gebruikt blijft nog steeds raadselachtig, al lijkt het waarschijnlijk dat ze in tentoonstellingen van zeldzaamheden, bijzonderheden en kostbaarheden een rol speelden. Zulke tentoonstellingen kende Japan op velerlei verschillende niveaus, van daimyo met hun prive-kabinetten, samurai van hogere rang met grote aviaria met uitheemse vogels, tot welgestelde kooplieden met verzamelingen uitheemse voorwerpen, uiteenlopend van Chinees porselein tot koraal uit de Zuidzee, van Perzisch aardewerk in gebruik als theekom tot Indiasche batikdoeken als foedraal voor theehouders, zelfs tot particuliere verzamelingen van honderden verschillende penselen of inktstaafjes, of verzamelingen van stenen en mineralen, schelpen, munten, enz. enz. Zoals Fisscher in zijn Bijdrage tot de kennis van het Japansche rijk opmerkte: ‘Niettemin zal men naauwelijks onder de gegoede klassen eenen Japanner vinden, die niet een of ander stokpaardje of liefhebberij heeft, en veel geld besteedt tot het aanleggen van verzamelingen, als van schilderijen /…/ en munten, die ook werkelijk in Japan hoogst merkwaardig zijn’. (Amsterdam, 1833, p. 121). En dan waren er nog de vertoningen van uit schelpen, stro, of papier gemaakte bijzondere voorwerpen of figuren, of ook levensgrote poppen die historische scenes of vreemde wezens uitbeeldden, zoals bijvoorbeeld de ‘lang-armen’ en ‘lang-benen’ (zie 360-2193), alsof die van het eiland waar men geloofde dat zij leefden naar de grote steden van Japan waren meegenomen. Maar in Europa was de situatie eigenlijk niet zo veel anders met de talloze kunst- en rariteitenkabinetten. <BR> Dat blijkt bijvoorbeeld uit de opmerking van Fisscher in zijn hierboven al genoemde studie, naar aanleiding van de door hem verzamelde ‘Sirenen of Meerminnen’ en koppen van duivels, oni, dat deze ‘in de jaren 1822 en 1823 te Parijs en Londen vertoond werden.’ Hoogstwaarschijnlijk doelt hij hiermee op de vertoning in Londen van de Feegee Mermaid in de jaren 1822-3, die een storm van verontwaardigde reacties opriep die wellicht mede bijdroeg aan het succes bij het grote publiek. Voor zover bekend is dit de eerste introductie van zo’n Japans product in Europa. Het is dan ook waarschijnlijk geen toeval dat Edward Donovan rond die tijd, in zijn The naturalist’s repository of exotic natural history; consisting of seventy-two elegantly coloured plates, with appropriate scientific and general descriptions, of the most curious, scarce, and beautiful quadrupeds, birds, fishes, insects, shells, marine productions, and other interesting objects of natural history, the produce of foreign climates. Volume II, London 1823, Plate 59 – onder een Chinese afbeelding van een wandelende orang utan familie – een ‘meerman’ en een ‘meermin’ afbeeldt, plus nog een voorbeeld van een meermin die sterk op dit exemplaar lijkt. De bron voor de ‘meerman’ is ‘a Japanese miscellany’, de ‘meermin’ is ontleend aan ‘a Japanese Encyclopaedia of Arts & Sciences’ en eenvoudig te herleiden tot de 80-delige encyclopedie Wakan sanzai zue die Terajima Ryoan, een arts in Osaka, in 1715 publiceerde. De afbeelding in dat werk, in deel 48, is ontegenzeglijk de bron voor de illustratie bij Donovan. De afbeelding die zo sterk op deze meermin lijkt, is in feite gebaseerd op de tekening van George Cruikshank voor een pamflet voor vertoning van de Feegee Mermaid. In zijn toelichting verwijst Donovan nog naar ‘Dr. Stuttzer’ als degene die de boeken meebracht waaraan hij zijn illustraties dankte. Die ‘Dr. Stuttzer’ is ongetwijfeld Johan Arnold Stutzer of ook Stützer (1763-1821), de Factorij-arts op Deshima in de tijd dat Isaac Titsingh Opperhoofd was, in de jaren 1780. Maar waarschijnlijk was het Captain Magee die de meermin naar Londen bracht, ‘de Amerikaansche kapitein, die zulk een stuk te Batavia van een’ mijner vrienden voor twee duizend Spaansche matten had gekocht,’ zoals Fisscher schrijft (op.cit., p. 119). Het was het tweede exemplaar dat Fisscher ooit zag: ‘Er was er nog eene, die eenige maanden te voren door den Heer Cock Blomhoff was aangekocht, en toen deze eerste Meermin op het eiland Decima werd vertoond, en naderhand eigendom der Hollanders werd, was er dagelijks een groote toeloop van Japanners om dit monster te zien, die volstrektelijk aan de echtheid van dit stuk niet twijfelden, en op de gewone wijze hunnen eerbied betoonden, door met het hoofd tot op de matten te bukken’ (ibid.). Blomhoff betaalde hiervoor overigens slechts zestig gulden, kennelijk voldoende om een regelmatige aanvoer van zulke fabricages – deze Meermin bestaat in het bovenlijf van een aap met een grote zalm als onderlijf – in de komende jaren te verzekeren. <BR> Het fabriceren van zulke wezens – behalve drie zeemeerminnen verzamelden Blomhoff en Fisscher ook vier koppen van duivels, oni, twee draken, beide met twee koppen, een pad met drie poten, ongetwijfeld bedoeld als de gezel van de mythologische Gama Sennin, een vreemde vleermuis, en de kop en een stuk hals van een vampier, de rokurokubi – was ongetwijfeld voor vertoning door rondtrekkende kermisexploitanten die vaak op pleinen of op drukke punten bij bruggen tentjes huurden, de misemonokoya. Die zijn al bekend uit de vroege 17e eeuw en hadden hun bloeiperiode in de late 18e en vroege 19e eeuw. In Edo vonden zulke exposities regelmatig plaats bij de Ryogoku Brug, in de Ueno hoofdstraat en in Asakusa Okuyama. Zelfs bekende kunstenaars als Katsushika Hokusai, Utagawa Hiroshige, Utagawa Kuniyoshi en vele andere ontwerpers van de Utagawa traditie legden bijzondere presentaties vast en hun prenten konden waarschijnlijk zowel als souvenir gekocht worden, maar dienden ongetwijfeld ook als extra reclame. Helaas beeldden zij geen meerminnen af, ook al is er een vermelding van de vertoning van een zeemeermin bij Asakusa in 1777. Toch blijven we nog met veel vragen zitten over de achtergrond van deze curieuze wezens.<BR> Zeemeerminnen worden al vroeg in Japanse geschriften genoemd, maar spelen eigenlijk pas echt een belangrijke rol vanaf de late 17e eeuw, dan vooral in de romans van Ihara Saikaku. Hoewel enkele tempels in Japan over geprepareerde zeemeerminnen of soms alleen de botten beschikken, is nauwelijks te achterhalen wanneer deze daar terecht kwamen. Maar ook al werden ze in vroeger tijden gezien als brengers of boodschappers van onheil, dat slaat om in het geloof dat zij juist rampen kunnen voorkomen en zelfs dat het eten van een meermin onsterfelijkheid zou geven. Er wordt zelfs meermin-olie ontwikkeld – genoemd door Takizawa Bakin (1767-1848) in een van zijn romans – die eeuwig blijft branden en iemand, wanneer op het lichaam gesmeerd, waterdicht maakt. ‘Mermaid oil’ was overigens ook in Europa verkrijgbaar, al is onduidelijk wat de werkzaamheid was. In Japan was ook meermin-water, ningyosui, te koop. Vooral vanaf de late 18e en in het begin van de 19e eeuw neemt het geloof in allerlei eigenschappen alleen maar toe, de botten van de meermin zouden tegen vergiftiging en vele andere kwalen helpen, zelfs in het algemeen beschermen. Zo komen er netsuke gesneden uit meermin-bot op de markt, hoogstwaarschijnlijk gemaakt van haaiebot. <BR> <BR> Naar het onderwerp ningyo (Japans ningyo, karakters mens/vis: zeemeerminnen), wordt nog steeds veel onderzoek gedaan. Ze zien er uit als monsterachtige wezens en hun aanzien is inderdaad vaak monsterlijk. Zodanig dat ze op kermissen veel bekijks trokken tijdens de Edo periode. De Ningyo is een zgn. "fantasiewezen" dat uit meerdere, van verschillende dieren afkomstige, bestanddelen bestaat.<BR> <BR> Materiaal en techniek<BR> Composiet van papier mache en katoen om een houten frame, afgewerkt met runderdarm, apenhuid (macaca fuscata fuscata) en -nageltjes (macaca fuscata fuscata), delen van hondenkaken met tanden van de familie der canidae, vissenwervels (familie der carcharhinidae), zalmvel (oncorhynchus).<BR> Hieronder volgt een uitgebreider onderzoek inzake de samenstelling etc ervan:<BR> De lengte bedraagt 58 cm. De aangetroffen materialen zijn: vissenhuid, zoogdierenhuid, tanden, knoken, verschillende soorten vulmiddel, pigmenten en metaal.<BR> Het onderste deel is gemaakt uit een vissenlichaam zonder kop (ca. 60cm). Deze heeft aan de onderkant een kleine opening van ca.14cm, die dichtgenaaid is. In de openingen van de naad bevindt zich een wattenachtig vulsel. Een dubbele draad bevindt zich tussen de borsten, als ook onder de buik, een enkele draad treft men voor de staart en bovenaan de rug. Net iets boven het staartdraad komt een stuk metaal, van binnenuit uit, door een inkeping in de huid, te voorschijn. Het ziet ernaar uit alsof vanuit hier de kromming van de staart vastgemaakt is. Met het blote oog is het echter niet zichtbaar hoe ver dit in het lichaam naar boven steekt.<BR> Het bovenste gedeelte is uit vele onderdelen samengesteld, zo is de oppervlakte uit verschillende stukken behaarde en geschubde huid vormgegeven. De armen en benen zijn licht behaard. Op het hoofd ziet men iets zwaardere beharing, daar waar de wenkbrauwen en wimpers sterk behaard zijn. Aan de buitenkant van de bovenarm zie je vissenhuid, waarvan de schubben duidelijk groter dan die van het onderste gedeelte van de zeemeermin zijn. De handen worden nagebootst en met huid overtrokken, er zijn nog sporen van handen aan de binnenkant van de palmen zichtbaar. De nagels zijn er apart ingezet, uit een keratineus, dunner materiaal. Het gezicht wordt volgens een structuur gemodelleerd en dan met huid overtrokken. Door de mond heen zijn in het bovenste deel duidelijk botten waarneembaar. De oogkassen en borstbeenderen worden voorgevormd en vervolgens met huid overtrokken.<BR> Het gehele object is met een bruinachtige kleur beschilderd.<BR> Toestand van het voorwerp (dd januari 1998)<BR> Aan de gekromde binnenkant van de staart overlappen twee stukken huid elkaar.<BR> De oppervlakte is extreem verstoft en bevuild. Witte verfkledders zijn verdeeld over het oppervlakte. In vele gevallen zijn resten van oude insektenaantastingen waar te nemen. De meeste vingernagels zijn in de lengte getrokken.<BR> Ander röntgenologisch onderzoek wijst uit dat de zeemeermin de staart heeft van een echte vis, de graten zijn duidelijk herkenbaar. Het bovenlijfje is wat minder goed te interpreteren. Het heeft een (menselijke) schedel, maar de kaak is waarschijnlijk afkomstig van een hond.<BR> <BR> In west Europa zijn tevens zeemeerminnen gesignaleerd. Daarvan is de vissenhuid van baars (Perciadae sp.), tanden van ongeidentificeerde zoogdieren, reptielen of vissetanden; keratineuze nagels of klauwen van niet geïdentenficeerde zoogdieren, reptielen of zelfs vogel aan de vingers. Er zit geen schedel in de onderzochte hoofden.