Gekleurde houtsnede, voorstellende een Europeaan, vermoedelijk het Opperhoofd van Decima

Nagasaki-prent van onbekende kunstenaar en uitgever, voorstellende een Europeaan in uniform, vermoedelijk een zogenoemd Opperhoofd van het eiland Decima. Opperhoofden waren de hoogste vertegenwoordiger van de VOC, die op het eiland Decima vóór Nagasaki verbleven. <BR> <BR> Nagasaki was tot 1853 de enige haven die toegankelijk was voor buitenlanders tijdens de Japanse Edo-periode (1600-1868). Japan volgde in die tijd een strikte afsluitingspolitiek; geen vreemdelingen mochten naar binnen en de Japanners mochten het land niet verlaten. Slechts de VOC en Chinese handelaren hadden onder strikte voorwaarden toegang tot (de handel met) Japan. <BR> <BR> Een voorwaarde was dat zij elk op een kunstmatig eiland in de baai van Nagasaki moesten verblijven. Het eiland waar de Nederlanders hun factorij hadden en op leefden was Decima (ook Deshima, Desima, Dejima gespeld). De Chinezen verbleven op een eigen eilandje ernaast, Juzenji geheten. Decima was afgesloten van de vaste wal door een brug en een bewaakte toegangspoort. Een schutting met pieken onttrok het eiland aan de oog van de Japanners aan de wal (Legêne 1998, 42-50). <BR> <BR> Vanaf rond 1720 werden de regels ten aanzien van de import van Nederlandse boeken versoepeld en was de omgang met Nederlanders aan minder regels gebonden. Hierdoor Europese kennis en beeldmateriaal bekend werd in Nagasaki, wat uiteraard Japanse kunstenaars inspireerde. Vanaf 1750 werden voorstellingen van Nederlanders of Chinezen en hun zaken op zijde of papier geschilderd. Ook werden er kleurenhoutsneden met buitenlandse taferelen vervaardigd, die als Nagasaki-prenten ofwel Nagasaki-e bekend zijn. Die afbeeldingen boden aan de Japanners een vaak stereotiepe kijk op de Europese en Chinese vreemdelingen, hun dagelijks leven en hun uitrusting zoals stoelen, eetgerei, verrekijkers en natuurlijk ook schepen. Er zijn weinig kunstenaars bekend, wel weten we dat er ongeveer twaalf uitgevers bezig waren met het verkoop van de Nagasaki-prenten (Legêne 1998, 47 en Van Gulik 1998, 24-27).<BR> <BR> De Nagasaki-prenten werden aan Japanse (en later ook Europese) toeristen voor een betaalbare prijs verkocht. Gedurende ruim 100 jaar bleven die Nagasaki-prenten een gewild souvenir van een verblijf in de handelsstad Nagasaki (Van Gulik 1998, 24-27).<BR> <BR> <BR> <BR> <BR> Vervaardiging<BR> De Japanse kleurenhoutsneden waren toentertijd een massaproduct. Bij de productie van een prent waren meer dan een partij betrokken. In het creatieve werkproces waren de kunstenaar, de houtsnijder en de drukker betrokken. Voor het administratieve proces waren de uitgever als opdrachtgever, de diverse ambtenaren voor de censuur en de distributeurs voor de verspreiding van de prenten in de winkels in de stad verantwoordelijk. <BR> <BR> De meeste prenten werden in een onbekend hoge oplage zijn gedrukt. Het is moeilijk om cijfers te noemen, maar er zijn zeker prentenseries met een oplage van meerdere duizend. Zolang de originele drukblok bestond, konden er prenten van worden gemaakt, die weliswaar afnamen in de kwaliteit. <BR> <BR> Sommige uitgevers in Edo verkochten de versleten houten drukblokken aan een uitgever in een andere stad, die de versleten delen naar eigen inzicht of naar het oorspronkelijke ontwerp liet bijsnijden. Verder waren er al tijdens het leven van kunstenaars vervalsingen door concurrerende artiesten.

Gekleurde houtsnede, voorstellende een Europeaan, vermoedelijk het Opperhoofd van Decima

Nagasaki-prent van onbekende kunstenaar en uitgever, voorstellende een Europeaan in uniform, vermoedelijk een zogenoemd Opperhoofd van het eiland Decima. Opperhoofden waren de hoogste vertegenwoordiger van de VOC, die op het eiland Decima vóór Nagasaki verbleven. <BR> <BR> Nagasaki was tot 1853 de enige haven die toegankelijk was voor buitenlanders tijdens de Japanse Edo-periode (1600-1868). Japan volgde in die tijd een strikte afsluitingspolitiek; geen vreemdelingen mochten naar binnen en de Japanners mochten het land niet verlaten. Slechts de VOC en Chinese handelaren hadden onder strikte voorwaarden toegang tot (de handel met) Japan. <BR> <BR> Een voorwaarde was dat zij elk op een kunstmatig eiland in de baai van Nagasaki moesten verblijven. Het eiland waar de Nederlanders hun factorij hadden en op leefden was Decima (ook Deshima, Desima, Dejima gespeld). De Chinezen verbleven op een eigen eilandje ernaast, Juzenji geheten. Decima was afgesloten van de vaste wal door een brug en een bewaakte toegangspoort. Een schutting met pieken onttrok het eiland aan de oog van de Japanners aan de wal (Legêne 1998, 42-50). <BR> <BR> Vanaf rond 1720 werden de regels ten aanzien van de import van Nederlandse boeken versoepeld en was de omgang met Nederlanders aan minder regels gebonden. Hierdoor Europese kennis en beeldmateriaal bekend werd in Nagasaki, wat uiteraard Japanse kunstenaars inspireerde. Vanaf 1750 werden voorstellingen van Nederlanders of Chinezen en hun zaken op zijde of papier geschilderd. Ook werden er kleurenhoutsneden met buitenlandse taferelen vervaardigd, die als Nagasaki-prenten ofwel Nagasaki-e bekend zijn. Die afbeeldingen boden aan de Japanners een vaak stereotiepe kijk op de Europese en Chinese vreemdelingen, hun dagelijks leven en hun uitrusting zoals stoelen, eetgerei, verrekijkers en natuurlijk ook schepen. Er zijn weinig kunstenaars bekend, wel weten we dat er ongeveer twaalf uitgevers bezig waren met het verkoop van de Nagasaki-prenten (Legêne 1998, 47 en Van Gulik 1998, 24-27).<BR> <BR> De Nagasaki-prenten werden aan Japanse (en later ook Europese) toeristen voor een betaalbare prijs verkocht. Gedurende ruim 100 jaar bleven die Nagasaki-prenten een gewild souvenir van een verblijf in de handelsstad Nagasaki (Van Gulik 1998, 24-27).<BR> <BR> <BR> <BR> <BR> Vervaardiging<BR> De Japanse kleurenhoutsneden waren toentertijd een massaproduct. Bij de productie van een prent waren meer dan een partij betrokken. In het creatieve werkproces waren de kunstenaar, de houtsnijder en de drukker betrokken. Voor het administratieve proces waren de uitgever als opdrachtgever, de diverse ambtenaren voor de censuur en de distributeurs voor de verspreiding van de prenten in de winkels in de stad verantwoordelijk. <BR> <BR> De meeste prenten werden in een onbekend hoge oplage zijn gedrukt. Het is moeilijk om cijfers te noemen, maar er zijn zeker prentenseries met een oplage van meerdere duizend. Zolang de originele drukblok bestond, konden er prenten van worden gemaakt, die weliswaar afnamen in de kwaliteit. <BR> <BR> Sommige uitgevers in Edo verkochten de versleten houten drukblokken aan een uitgever in een andere stad, die de versleten delen naar eigen inzicht of naar het oorspronkelijke ontwerp liet bijsnijden. Verder waren er al tijdens het leven van kunstenaars vervalsingen door concurrerende artiesten.