Ornament van een privaat

Dit zeldzame privaatornament, paepae genoemd, is een van de allerfraaiste exemplaren van het handjevol dat bekend is. <BR> Dominerend aan het voorwerp is de driedimensionale kop met uitgestoken tong en ogen van Haliotis iris-schelp. Deze stelt vermoedelijk een god, 'atua', voor. <BR> <BR> Het voorwerp is uit een stuk hout gesneden en vertoont gebruikspatina. <BR> Het is bedekt met een roodbruine verflaag die hier en daar weggesleten is. <BR> Deze is vermoedelijk een mengsel van gebrande en tot poeder gestampte rode klei-aarde en haaielever-olie. <BR> <BR> Het privaat bestond uit twee paaltjes, dikwijls met houtsnijwerk versierd, waarop een lage horizontale plank bevestigd was. Hierop hurkte men wanneer men zijn behoefte moest doen. Het uiteinde van deze plank was versierd met het type ornament dat hier is afgebeeld. <BR> De plank met ornament speelde een belangrijke symbolische en rituele rol in het leven van de Maori. Zij werd gezien als de grens tussen de wereld der levenden en die van de doden en goden. Daarom bevond het privaat zich vaak op een markante plaats, zoals een landtong, de rand van een steile rots of een heuvel. <BR> Voor de Maori waren die werelden voortdurend in wisselwerking met elkaar. <BR> Als mens kon men tijdelijk onder invloed staan van de goden, bijvoorbeeld bij het maken van een kunstwerk, het bouwen van een kano of een huis. Men verkeerde dan in de heilige tapu-staat, in tegenstelling tot de alledaagse noa-staat. De privaatplank met ornament vormde een brug om een overgang van de ene naar de andere toestand te bewerksterligen. Daartoe moest men in het uiteinde van de plank bijten. Dit gebeurde tijdens het ngau paepae, 'bijten van de plank'-ritueel. <BR> Meestal werd dit gedaan om de goddelijke invloed te verwijderen. <BR> <BR> Het omgekeerde kwam echter ook voor. Iemand die bijvoorbeeld een verre reis ging maken, beet doorgaans eerst in de privaatplank om hierdoor de bescherming van een hem welgezinde god te verkrijgen. Krijgers die verlamd waren van vrees konden eveneens, door in de plank te bijten, getransformeerd worden van de alledaagse noa-staat in de verheven tapu-staat die hen dapper maakte en bescherming bood.<BR> <BR> Engelse tekst:<BR> This rare latrine ornament called a paepae is one of the best of the few examples which have survived. The dominant element is the three-dimensional head with extended tongue and eyes made of Haliotis iris shell, probably representing a god - atua. The object was carved from a single piece of wood and shows the patina of use, as well as rubbed spots in the layer of reddishbrown paint, made - we may safely assume - of a mixture of shark's liver oil and red clay pulverized after it had been fired. The original latrines had two wooden supports - often decorated with carving - carrying a low horizontal board to squat on. This board, which was decorated with an end-ornament of the type illustrated here, played an important symbolic and ritual role in the life of the Maori, because it was seen as the boundary between the world of the living and that of the gods and the dead. This explains why the latrine was always situated in a conspicuous place such as a promontory, the edge of a steep cliff, or the top of a hill. For the Maori the two worlds were in constant interaction. Human beings could come under the influence of the gods temporarily, for instance while making a work of art or building a house or a canoe. At such times they were in the hallowed tapu state, in contrast with the everyday noa state. The decorated latrine board formed a bridge to bring about the transition from one of these states to the other. To achieve this transition it was necessary to bite one end of the board. This was done during a ritual called ngau paepae, meaning 'biting the board', which was usually perfon1led to remove the influence of the gods, although the reverse also occurred. For example, a man who was about to depart on a long journey usually bit the latrine board to gain the protection of a god who was well disposed toward him. And warriors who were paralyzed by fear could also bite the board and become transformed from the everyday noa state to the exalted tapu state which made them brave and afforded protection.

Ornament van een privaat

Dit zeldzame privaatornament, paepae genoemd, is een van de allerfraaiste exemplaren van het handjevol dat bekend is. <BR> Dominerend aan het voorwerp is de driedimensionale kop met uitgestoken tong en ogen van Haliotis iris-schelp. Deze stelt vermoedelijk een god, 'atua', voor. <BR> <BR> Het voorwerp is uit een stuk hout gesneden en vertoont gebruikspatina. <BR> Het is bedekt met een roodbruine verflaag die hier en daar weggesleten is. <BR> Deze is vermoedelijk een mengsel van gebrande en tot poeder gestampte rode klei-aarde en haaielever-olie. <BR> <BR> Het privaat bestond uit twee paaltjes, dikwijls met houtsnijwerk versierd, waarop een lage horizontale plank bevestigd was. Hierop hurkte men wanneer men zijn behoefte moest doen. Het uiteinde van deze plank was versierd met het type ornament dat hier is afgebeeld. <BR> De plank met ornament speelde een belangrijke symbolische en rituele rol in het leven van de Maori. Zij werd gezien als de grens tussen de wereld der levenden en die van de doden en goden. Daarom bevond het privaat zich vaak op een markante plaats, zoals een landtong, de rand van een steile rots of een heuvel. <BR> Voor de Maori waren die werelden voortdurend in wisselwerking met elkaar. <BR> Als mens kon men tijdelijk onder invloed staan van de goden, bijvoorbeeld bij het maken van een kunstwerk, het bouwen van een kano of een huis. Men verkeerde dan in de heilige tapu-staat, in tegenstelling tot de alledaagse noa-staat. De privaatplank met ornament vormde een brug om een overgang van de ene naar de andere toestand te bewerksterligen. Daartoe moest men in het uiteinde van de plank bijten. Dit gebeurde tijdens het ngau paepae, 'bijten van de plank'-ritueel. <BR> Meestal werd dit gedaan om de goddelijke invloed te verwijderen. <BR> <BR> Het omgekeerde kwam echter ook voor. Iemand die bijvoorbeeld een verre reis ging maken, beet doorgaans eerst in de privaatplank om hierdoor de bescherming van een hem welgezinde god te verkrijgen. Krijgers die verlamd waren van vrees konden eveneens, door in de plank te bijten, getransformeerd worden van de alledaagse noa-staat in de verheven tapu-staat die hen dapper maakte en bescherming bood.<BR> <BR> Engelse tekst:<BR> This rare latrine ornament called a paepae is one of the best of the few examples which have survived. The dominant element is the three-dimensional head with extended tongue and eyes made of Haliotis iris shell, probably representing a god - atua. The object was carved from a single piece of wood and shows the patina of use, as well as rubbed spots in the layer of reddishbrown paint, made - we may safely assume - of a mixture of shark's liver oil and red clay pulverized after it had been fired. The original latrines had two wooden supports - often decorated with carving - carrying a low horizontal board to squat on. This board, which was decorated with an end-ornament of the type illustrated here, played an important symbolic and ritual role in the life of the Maori, because it was seen as the boundary between the world of the living and that of the gods and the dead. This explains why the latrine was always situated in a conspicuous place such as a promontory, the edge of a steep cliff, or the top of a hill. For the Maori the two worlds were in constant interaction. Human beings could come under the influence of the gods temporarily, for instance while making a work of art or building a house or a canoe. At such times they were in the hallowed tapu state, in contrast with the everyday noa state. The decorated latrine board formed a bridge to bring about the transition from one of these states to the other. To achieve this transition it was necessary to bite one end of the board. This was done during a ritual called ngau paepae, meaning 'biting the board', which was usually perfon1led to remove the influence of the gods, although the reverse also occurred. For example, a man who was about to depart on a long journey usually bit the latrine board to gain the protection of a god who was well disposed toward him. And warriors who were paralyzed by fear could also bite the board and become transformed from the everyday noa state to the exalted tapu state which made them brave and afforded protection.