Paar bekkens (maha mandira)

De manjeera is een kleine concaaf gevormde dubbele cymbaal gewoonlijk van brons. Het is een ritmisch-instrument wat feitelijk niet wordt gebruikt in de klassieke muziek maar wat vooral is voorbehouden aan devotionele muziek en bij het begeleiden van veschillende dansvormen. De manjeera wordt zowel met de handen bespeeld als door ze te bevestigen aan de enkels (bijvoorbeeld de tera tali uit Rajasthan, Deva p. 47). Er is veel debat over het vroegste gebruik van de cymbaal in India, wel is bekend dat het instrument al vroeg in India ingang vond en dat het oorspronkelijk via Indonesië zijn weg naar India heeft gevonden (Deva, p. 48). De algemene benamingen voor de cymbaal in India zijn tal, talam of kartal. Hornbostel-Sachs (111.142) classificeert de cymbaal onder de idiofonen, dit zijn instrumenten waarbij de klank primair door het klanklichaam zelf worden voortgebracht. Meer in het bijzonder wordt de cymbaal gerekend tot de concussie-idiofonen waarbij twee gelijke delen tegen elkaar worden geslagen.<BR> <BR> De benaming maha mandiri is een bedenksel ontsproten aan de fantasie van Raja Sir Sourindro Mohun Tagore (1840-1914). De feitelijke benaming is manjeera. Het instrument maakt deel uit van de collectie Indiase muziekinstrumenten die Sourindro in 1880 aan Museum Volkenkunde schonk.<BR> <BR> Aan het einde van de 19e eeuw vond er in Bengalen een Hindu-renaissance plaats wat gepaard ging met een groeiend nationaal bewustzijn, een hernieuwd geloof in de eigen culturele waarden. Sourindro, een familielid van de erudiete en invloedrijke Bengaalse Tagore familie zag het als zijn voornaamste missie, zowel nationaal als internationaal, de kennis over en het respect voor de Indiase klassieke muziek te vergroten. Hij publiceerde veel over de Indiase muziek in zowel het Engels, Bengaals en Hindi en stichtte in Calcutta de eerste officiële muziekschool van India voor onderricht in de klassieke Indiase muziek. Om zijn missie kracht bij te zetten deed hij meerdere schenkingen van collecties Indiase "klassieke" muziekinstrumenten aan verschillende Europese musea. De schenking aan Museum Volkenkunde is hier een van en vergelijkbare collecties bevinden zich in het Victoria and Albert museum in London en het MIM (muziek instrumenten museum) in Brussel.<BR> Met als doel de Indiase muziekgeschiedenis meer “historisch gewicht” toe te bedelen had hij hierbij de gewoonte om bestaande instrumenten te herbenoemen met oude Sanskriet namen. Tevens had hij de wat bizarre gewoonte om compleet nieuwe instrumenten te bedenken, instrumenten die hij samenstelde uit onderdelen van bestaande of niet-bestaande Indiase, maar ook Westerse instrumenten. In zijn boek "Yantra Kosha" worden op z'n minst een aantal van deze instrumenten genoemd of beschreven. Allyn Miner schrijft in haar boek "Sitar and Sarod in the 18th and 19th century" over deze gewoonte van Tagore: “One wonders at his intentions in this endeavour” (Miner , p. 24, 25, fig. 36). De bedenksels en Sanskriet naamgevingen door Sourindro zorgen nog met regelmaat voor de nodige verwarring.<BR> <BR> De missie van Tagore, het promoten van Indiase klassieke muziek in het Westen, belichaamde een vreemde paradox. In het koloniale denken werd de westerse cultuur doorgaans op een hoger plan ingedeeld dan de ‘primitieve’ of ‘etnografische’ kunstuitingen. De Indiase klassieke muziek en dans had een uitzonderingspositie, deze werd door de Westerse academici en critici hooggewaardeerd, gelijkwaardig aan de westerse klassieke muziek en dans. Tagore was exponent van het koloniale denken, maar heeft tegelijkertijd een opvallende rol gespeeld in het aanzien van de Indiase cultuur in post-koloniaal India.

Paar bekkens (maha mandira)

De manjeera is een kleine concaaf gevormde dubbele cymbaal gewoonlijk van brons. Het is een ritmisch-instrument wat feitelijk niet wordt gebruikt in de klassieke muziek maar wat vooral is voorbehouden aan devotionele muziek en bij het begeleiden van veschillende dansvormen. De manjeera wordt zowel met de handen bespeeld als door ze te bevestigen aan de enkels (bijvoorbeeld de tera tali uit Rajasthan, Deva p. 47). Er is veel debat over het vroegste gebruik van de cymbaal in India, wel is bekend dat het instrument al vroeg in India ingang vond en dat het oorspronkelijk via Indonesië zijn weg naar India heeft gevonden (Deva, p. 48). De algemene benamingen voor de cymbaal in India zijn tal, talam of kartal. Hornbostel-Sachs (111.142) classificeert de cymbaal onder de idiofonen, dit zijn instrumenten waarbij de klank primair door het klanklichaam zelf worden voortgebracht. Meer in het bijzonder wordt de cymbaal gerekend tot de concussie-idiofonen waarbij twee gelijke delen tegen elkaar worden geslagen.<BR> <BR> De benaming maha mandiri is een bedenksel ontsproten aan de fantasie van Raja Sir Sourindro Mohun Tagore (1840-1914). De feitelijke benaming is manjeera. Het instrument maakt deel uit van de collectie Indiase muziekinstrumenten die Sourindro in 1880 aan Museum Volkenkunde schonk.<BR> <BR> Aan het einde van de 19e eeuw vond er in Bengalen een Hindu-renaissance plaats wat gepaard ging met een groeiend nationaal bewustzijn, een hernieuwd geloof in de eigen culturele waarden. Sourindro, een familielid van de erudiete en invloedrijke Bengaalse Tagore familie zag het als zijn voornaamste missie, zowel nationaal als internationaal, de kennis over en het respect voor de Indiase klassieke muziek te vergroten. Hij publiceerde veel over de Indiase muziek in zowel het Engels, Bengaals en Hindi en stichtte in Calcutta de eerste officiële muziekschool van India voor onderricht in de klassieke Indiase muziek. Om zijn missie kracht bij te zetten deed hij meerdere schenkingen van collecties Indiase "klassieke" muziekinstrumenten aan verschillende Europese musea. De schenking aan Museum Volkenkunde is hier een van en vergelijkbare collecties bevinden zich in het Victoria and Albert museum in London en het MIM (muziek instrumenten museum) in Brussel.<BR> Met als doel de Indiase muziekgeschiedenis meer “historisch gewicht” toe te bedelen had hij hierbij de gewoonte om bestaande instrumenten te herbenoemen met oude Sanskriet namen. Tevens had hij de wat bizarre gewoonte om compleet nieuwe instrumenten te bedenken, instrumenten die hij samenstelde uit onderdelen van bestaande of niet-bestaande Indiase, maar ook Westerse instrumenten. In zijn boek "Yantra Kosha" worden op z'n minst een aantal van deze instrumenten genoemd of beschreven. Allyn Miner schrijft in haar boek "Sitar and Sarod in the 18th and 19th century" over deze gewoonte van Tagore: “One wonders at his intentions in this endeavour” (Miner , p. 24, 25, fig. 36). De bedenksels en Sanskriet naamgevingen door Sourindro zorgen nog met regelmaat voor de nodige verwarring.<BR> <BR> De missie van Tagore, het promoten van Indiase klassieke muziek in het Westen, belichaamde een vreemde paradox. In het koloniale denken werd de westerse cultuur doorgaans op een hoger plan ingedeeld dan de ‘primitieve’ of ‘etnografische’ kunstuitingen. De Indiase klassieke muziek en dans had een uitzonderingspositie, deze werd door de Westerse academici en critici hooggewaardeerd, gelijkwaardig aan de westerse klassieke muziek en dans. Tagore was exponent van het koloniale denken, maar heeft tegelijkertijd een opvallende rol gespeeld in het aanzien van de Indiase cultuur in post-koloniaal India.