Strijkinstrument: pinaki vina

De naamgeving pinaki vina is een bedenksel ontsproten aan de fantasie van Raja Sir Sourindro Mohun Tagore (1840-1914). Het ligt eerder voor de hand dat hier, en in dat geval incompleet, sprake is van een pena, een klein strijkinstrument populair in Noord-Oost Indiase volksmuziek. Pinaki vina is een Sanskriet aanduiding voor een antiek strijkinstrument waar sprake van is in oude teksten en wat in verschillende teksten in verband wordt gebracht met de pena (Deva, p.147, Fig. 105). De pena is een eenvoudig snaarinstrument bestaande uit een korte hals van bamboe en een cocosnoot als klankkast. Het hele instrument is ongeveer 40 centimeter lang. Een bundel haren doen dienst als snaar. De haren worden verbonden aan bijvoorbeeld stemschroeven maar worden rechtstreeks aan het instrument bevestigd. De brug is dun en gebogen. De strijkstok is vrij lang en gebogen met een houten handvat aan het uiteinde. Aan de strijkstok zijn kleine belletjes bevestigd die een mooi ritmisch geluid voortbrengen tijdens het spelen.<BR> <BR> Het instrument maakt deel uit van de schenking Indiase muziekinstrumenten in 1880 door Tagore aan Museum Volkenkunde. Tagore, een familielid van de nobelprijswinnaar voor de literatuur uit 1913 Rabindranath Tagore (1861-1941), was een zowel nationaal als internationaal een belangrijke ambassadeur voor de Indiase muziek vanaf het einde van de 19e eeuw. Hij spande zich erg in voor de muziekeducatie in India, schreef talloze boeken en publicaties over klassieke Indiase muziek en zorgde ook voor de verspreiding van kennis hierover in het buitenland. Aan het einde van de 19e eeuw ontstond er, mede door het onstaan van het fenomeen wereldtentoonstelling, een toenemende belangstelling in het westen voor niet-westerse culturen. Als Sir en Raja en behorend tot de hoogste kaste van de Brahmanen gingen er deuren voor Tagore open die voor een ander gesloten bleven en had hij eenvoudig toegang tot 'hogere' kringen van koloniaal India (de Tagore familie had een fortuin verdiend als belangrijke handelspartner van de Engelsen in de handel in o.a. suiker, thee en kolen) Dit, in combinatie met zijn professionele kennis als musicoloog en musicus, bood hem een platform om de kennis over en appreciatie voor de Indiase cultuur en in het bijzonder de muziek internationaal te vergroten. Als ambassadeur van de Indiase muziek deed Tagore meerdere schenkingen van collectie´s Indiase muziekinstrumenten aan verschillende Europese musea, waaronder aan het museum Volkenkunde en het MIM (muziek instrumenten museum) in Brussel.<BR> <BR> Tagore had de wat bizarre gewoonte om bestaande instrumenten zelf bedachte of oude sanskriet namen te geven en hij ging zelfs zover om nieuwe instrumenten te bedenken die hij samenstelde uit verschillende onderdelen van bestaande of niet-bestaande Indiase maar ook Westerse instrumenten. Wat Tagore bewoog om dit te doen hangt met zijn missie om de Indiase muziek en muziekinstrumenten nationaal en met name ook internationaal meer historisch gewicht en traditie te willen toebedelen. In haar boek “Sitar and Sarod in the 18th and 19th Century” plaatst Allyn Miner dit in een cultuurhistorisch perspectief. Aan het einde van de 19e eeuw vond er in Bengalen een Hindu-renaissance plaats die niet alleen een sterk groeiend nationaal zelfbewustzijn met zich meebracht, maar tegelijkertijd ook een toenemende belangstelling voor de Indiase cultuur in Europa. De grote wereldtentoonstellingen in Europa aan het eind van de 19e eeuw hebben onmiskenbaar, en in sterke mate, bijgedragen aan deze groeiende Europese interesse in culturen als die van India. Miner schrijft: “In his enthusiasm for proving the antiquity of the Music, however, one of his actions was to impose Sanskrit vina names on instruments of his time. He carried this one step farther and went so far as to create a number of new instruments to carry the names of vinas. His examples of the kinnari, vipanci, nedesvar and bharat vinas are fanciful combinations of modern Indian instruments and even Western instruments. The instruments are listed and described in his “Yantra Kosha”, and collections of them which he presented to a number of museums around the world can still be seen (cf. Figure 36). One wonders at his intentions in this endeavour” (Miner, p.24). De bedenksels en naamgevingen door Soerindro zorgen regelmatig voor de nodige verwarring.<BR> <BR> De missie van Tagore, het promoten van Indiase klassieke muziek in het Westen, belichaamde een vreemde paradox. In het koloniale denken werd de westerse cultuur doorgaans op een hoger plan ingedeeld dan de ‘primitieve’ of ‘etnografische’ kunstuitingen. De Indiase klassieke muziek en dans had een uitzonderingspositie, deze werd door de Westerse academici en critici hooggewaardeerd, gelijkwaardig aan de westerse klassieke muziek en dans. Tagore was exponent van het koloniale denken, maar heeft tegelijkertijd een opvallende rol gespeeld in het aanzien van de Indiase cultuur in post-koloniaal India. <BR>

Strijkinstrument: pinaki vina

De naamgeving pinaki vina is een bedenksel ontsproten aan de fantasie van Raja Sir Sourindro Mohun Tagore (1840-1914). Het ligt eerder voor de hand dat hier, en in dat geval incompleet, sprake is van een pena, een klein strijkinstrument populair in Noord-Oost Indiase volksmuziek. Pinaki vina is een Sanskriet aanduiding voor een antiek strijkinstrument waar sprake van is in oude teksten en wat in verschillende teksten in verband wordt gebracht met de pena (Deva, p.147, Fig. 105). De pena is een eenvoudig snaarinstrument bestaande uit een korte hals van bamboe en een cocosnoot als klankkast. Het hele instrument is ongeveer 40 centimeter lang. Een bundel haren doen dienst als snaar. De haren worden verbonden aan bijvoorbeeld stemschroeven maar worden rechtstreeks aan het instrument bevestigd. De brug is dun en gebogen. De strijkstok is vrij lang en gebogen met een houten handvat aan het uiteinde. Aan de strijkstok zijn kleine belletjes bevestigd die een mooi ritmisch geluid voortbrengen tijdens het spelen.<BR> <BR> Het instrument maakt deel uit van de schenking Indiase muziekinstrumenten in 1880 door Tagore aan Museum Volkenkunde. Tagore, een familielid van de nobelprijswinnaar voor de literatuur uit 1913 Rabindranath Tagore (1861-1941), was een zowel nationaal als internationaal een belangrijke ambassadeur voor de Indiase muziek vanaf het einde van de 19e eeuw. Hij spande zich erg in voor de muziekeducatie in India, schreef talloze boeken en publicaties over klassieke Indiase muziek en zorgde ook voor de verspreiding van kennis hierover in het buitenland. Aan het einde van de 19e eeuw ontstond er, mede door het onstaan van het fenomeen wereldtentoonstelling, een toenemende belangstelling in het westen voor niet-westerse culturen. Als Sir en Raja en behorend tot de hoogste kaste van de Brahmanen gingen er deuren voor Tagore open die voor een ander gesloten bleven en had hij eenvoudig toegang tot 'hogere' kringen van koloniaal India (de Tagore familie had een fortuin verdiend als belangrijke handelspartner van de Engelsen in de handel in o.a. suiker, thee en kolen) Dit, in combinatie met zijn professionele kennis als musicoloog en musicus, bood hem een platform om de kennis over en appreciatie voor de Indiase cultuur en in het bijzonder de muziek internationaal te vergroten. Als ambassadeur van de Indiase muziek deed Tagore meerdere schenkingen van collectie´s Indiase muziekinstrumenten aan verschillende Europese musea, waaronder aan het museum Volkenkunde en het MIM (muziek instrumenten museum) in Brussel.<BR> <BR> Tagore had de wat bizarre gewoonte om bestaande instrumenten zelf bedachte of oude sanskriet namen te geven en hij ging zelfs zover om nieuwe instrumenten te bedenken die hij samenstelde uit verschillende onderdelen van bestaande of niet-bestaande Indiase maar ook Westerse instrumenten. Wat Tagore bewoog om dit te doen hangt met zijn missie om de Indiase muziek en muziekinstrumenten nationaal en met name ook internationaal meer historisch gewicht en traditie te willen toebedelen. In haar boek “Sitar and Sarod in the 18th and 19th Century” plaatst Allyn Miner dit in een cultuurhistorisch perspectief. Aan het einde van de 19e eeuw vond er in Bengalen een Hindu-renaissance plaats die niet alleen een sterk groeiend nationaal zelfbewustzijn met zich meebracht, maar tegelijkertijd ook een toenemende belangstelling voor de Indiase cultuur in Europa. De grote wereldtentoonstellingen in Europa aan het eind van de 19e eeuw hebben onmiskenbaar, en in sterke mate, bijgedragen aan deze groeiende Europese interesse in culturen als die van India. Miner schrijft: “In his enthusiasm for proving the antiquity of the Music, however, one of his actions was to impose Sanskrit vina names on instruments of his time. He carried this one step farther and went so far as to create a number of new instruments to carry the names of vinas. His examples of the kinnari, vipanci, nedesvar and bharat vinas are fanciful combinations of modern Indian instruments and even Western instruments. The instruments are listed and described in his “Yantra Kosha”, and collections of them which he presented to a number of museums around the world can still be seen (cf. Figure 36). One wonders at his intentions in this endeavour” (Miner, p.24). De bedenksels en naamgevingen door Soerindro zorgen regelmatig voor de nodige verwarring.<BR> <BR> De missie van Tagore, het promoten van Indiase klassieke muziek in het Westen, belichaamde een vreemde paradox. In het koloniale denken werd de westerse cultuur doorgaans op een hoger plan ingedeeld dan de ‘primitieve’ of ‘etnografische’ kunstuitingen. De Indiase klassieke muziek en dans had een uitzonderingspositie, deze werd door de Westerse academici en critici hooggewaardeerd, gelijkwaardig aan de westerse klassieke muziek en dans. Tagore was exponent van het koloniale denken, maar heeft tegelijkertijd een opvallende rol gespeeld in het aanzien van de Indiase cultuur in post-koloniaal India. <BR>