Tekening van twee tempelwachters

Een sanguine-schets van twee tempelwachters met een uitgesproken fallisch karakter, welke Sieburgh te Surabaya aantrof en welke naar hij onder de schetsen schrijft van Indrokilo afkomstig moeten zijn geweest.<BR> Het sterk fallische karakter zou volgens de Bruijn inderdaad op de Indrokilo kunnen duiden. Echter stelt de Bruijn vervolgens dat "De fraaie bewerkingswijze het waar we op dezen N.O. voortop van den Ardjoena juist onelegante figuurklompen als beelden vinden, zeer onwaarschijnlijk maakt, dat deze stukken inderdaad van den Indrakila afkomstig zijn. Indien ze echter desondanks op den Indrakila hebben gestaan, zijn deze stukken er reeds vroeg vandaan gesleept, immers Domis maakt er bij zijn bezoek in 1831 geen melding van en spreekt slechts van 'twee wachters' bij elk der vijf poorten, terwijl deze exemplaren, vergeleken bij de andere ruw bewerkte stukken, zeker toch wel meer dan een vermelding waard waren geweest." Het eerste bericht over de Hindoe-Javaanse stukken te Surabaya vinden we bij van Höevell, die medio 1847 zijn reis door Java maakte, maar ook hier worden de wachters niet genoemd. Vast staat dus, dat de beelden tussen Sieburgh's bezoek in 1841 en medio 1847, spoorloos zijn verdwenen. Het linker beeld, waarvan het onderschrift luidt "Adnaut, Indrokilo, thans Soerabaya" is en profil weergegeven. De wachter op de rechter helft, "Indrakila (Soerabaja), Mouni van een secte der Saetes", zoals Sieburgh erbij schreef, is en face weergegeven.<BR> Getekend door H.N. Sieburgh in 1841.

Tekening van twee tempelwachters

Een sanguine-schets van twee tempelwachters met een uitgesproken fallisch karakter, welke Sieburgh te Surabaya aantrof en welke naar hij onder de schetsen schrijft van Indrokilo afkomstig moeten zijn geweest.<BR> Het sterk fallische karakter zou volgens de Bruijn inderdaad op de Indrokilo kunnen duiden. Echter stelt de Bruijn vervolgens dat "De fraaie bewerkingswijze het waar we op dezen N.O. voortop van den Ardjoena juist onelegante figuurklompen als beelden vinden, zeer onwaarschijnlijk maakt, dat deze stukken inderdaad van den Indrakila afkomstig zijn. Indien ze echter desondanks op den Indrakila hebben gestaan, zijn deze stukken er reeds vroeg vandaan gesleept, immers Domis maakt er bij zijn bezoek in 1831 geen melding van en spreekt slechts van 'twee wachters' bij elk der vijf poorten, terwijl deze exemplaren, vergeleken bij de andere ruw bewerkte stukken, zeker toch wel meer dan een vermelding waard waren geweest." Het eerste bericht over de Hindoe-Javaanse stukken te Surabaya vinden we bij van Höevell, die medio 1847 zijn reis door Java maakte, maar ook hier worden de wachters niet genoemd. Vast staat dus, dat de beelden tussen Sieburgh's bezoek in 1841 en medio 1847, spoorloos zijn verdwenen. Het linker beeld, waarvan het onderschrift luidt "Adnaut, Indrokilo, thans Soerabaya" is en profil weergegeven. De wachter op de rechter helft, "Indrakila (Soerabaja), Mouni van een secte der Saetes", zoals Sieburgh erbij schreef, is en face weergegeven.<BR> Getekend door H.N. Sieburgh in 1841.