Hat

De gevlochten hoed heeft de vorm van een omgekeerde, ondiepe en wijde kom met een zeer grote rand die bijna plat uitloopt. De beschildering is met roodbruine en blauwzwarte verf aangebracht. Onder andere lijken een paar vogelkoppen zichtbaar. De hoed was oorspronkelijk voorzien van een versiering met baardstekels, waarop kralen waren geschoven. De baardstekels waren bevestigd in de twee toefjes met kralen die nu nog aan weerszijden van de 'kom' aanwezig zijn.<BR> De kralen zijn van Russische oorsprong. Het type vlechtwerk is dat van Kodiak Island.<BR> <BR> Dit wijde type hoed, dat door de Koniag en Chugach vooral in het begin van de 19e eeuw gedragen werd, is qua stijl een Tlingit type. De dierensymboliek, en vooral het oog, is ontleend aan de Tlingit kunst [Rousselot 1988:151]. Ook de kleuren -zwart en rood voor de vormlijnen- zijn kenmerkend voor Tlingit hoeden, maar de tertiaire ruimten zijn minder blauw dan verwacht had mogen worden [Holm 1988:291]. Hij werd gedragen bij de jacht op zeezoogdieren. Dat er vogelmotieven op de hoed aangebracht zijn suggereert misschien het aspect van transformatie, het verkrijgen van typische vogeleigenschappen als een scherpe blik, een goede ruimtelijke orientatie en uithoudingsvermogen op een lange vlucht. Aan de versieringen op de jachthoed kon men zien hoeveel grote, gevaarlijke zeedieren -in dit geval walrussen- een jager gevangen had: elke walrusbaardhaar representeerde net als bij de andere meer bekende driekante, spits toelopende hoeden een geslaagde vangst [Rousselot 1988:151].<BR> <BR> De Koniag en Chugach vonden Tlingit hoeden prachtig. In plaats van ze te imiteren kocht men ze soms rechtstreeks. Het Museum voor Antropologie en Etnologie in Leningrad beschikt over een Tlingit hoed die deels is overgeschilderd, en die van kralendecoraties is vooorzien, iets wat de Tlingit nooit deden [Holm 1988:286]. De oudste hoeden van een Tlingit type die gedragen werden door Sugpiaq Inuit werden waargenomen, nagetekend en verzameld op de derde reis van kapitein Cook, in 1778 [Holm 1988:286]. Wat een Koniag of Chugach hoed onderscheidt van een Tlingit exemplaar is op de eerste plaats het gebruik van zeezoogdierharen en kralen. Verder zijn de figuren belangrijk. Sommige figuren zijn zo ver verwijderd van hun Tlingit 'prototype' dat de hoed waarop ze zijn afgebeeld zonder enige twijfel een Sugpiaq hoed is, maar soms lijken de figuren sprekend op die van de Tlingit en is het moeilijk een onderscheid te maken. Een Koniag-Chugach kenmerk is een zekere geometrisering van Tlingit motieven zoals lichaamsdelen [Holm 1988:289-290].<BR> <BR> Deze hoed uit de von Siebold collectie is een vroeg type. Hoe later men in de 19e eeuw komt, des te meer versieringen treft men aan van kralen, snorharen en dentaliaschelpen, vaak over de figuren heen. De hoeden worden vaker voorzien van een setje cylinders van gewoven sparrenwortel op de top. Bij de Tlingit gaf het aantal cylinders de status van de drager aan, maar de maatschappij van de Pacific Eskimo's was betrekkelijk ongestratificeerd en men vond dit ornament vooral mooi en indrukwekkend [Holm 1988:287]. Ook gingen de Koniag en Chugach de hoeden steeds vaker fel- of donker blauw verven, met vervolgens daarop in andere kleuren de patronen. De hoed in Museum Volkenkunde heeft deze 'barokke' kenmerken nog niet.<BR> <BR> De artistieke invloed van de Tlingit op de Koniag en Chugach was ook voelbaar bij de decoratie van houten kommen, pijlenkokers, doosjes en lepels, en bij die van sparrenwortel gemaakte manden [ Holm 1988:282-285].

Hat

De gevlochten hoed heeft de vorm van een omgekeerde, ondiepe en wijde kom met een zeer grote rand die bijna plat uitloopt. De beschildering is met roodbruine en blauwzwarte verf aangebracht. Onder andere lijken een paar vogelkoppen zichtbaar. De hoed was oorspronkelijk voorzien van een versiering met baardstekels, waarop kralen waren geschoven. De baardstekels waren bevestigd in de twee toefjes met kralen die nu nog aan weerszijden van de 'kom' aanwezig zijn.<BR> De kralen zijn van Russische oorsprong. Het type vlechtwerk is dat van Kodiak Island.<BR> <BR> Dit wijde type hoed, dat door de Koniag en Chugach vooral in het begin van de 19e eeuw gedragen werd, is qua stijl een Tlingit type. De dierensymboliek, en vooral het oog, is ontleend aan de Tlingit kunst [Rousselot 1988:151]. Ook de kleuren -zwart en rood voor de vormlijnen- zijn kenmerkend voor Tlingit hoeden, maar de tertiaire ruimten zijn minder blauw dan verwacht had mogen worden [Holm 1988:291]. Hij werd gedragen bij de jacht op zeezoogdieren. Dat er vogelmotieven op de hoed aangebracht zijn suggereert misschien het aspect van transformatie, het verkrijgen van typische vogeleigenschappen als een scherpe blik, een goede ruimtelijke orientatie en uithoudingsvermogen op een lange vlucht. Aan de versieringen op de jachthoed kon men zien hoeveel grote, gevaarlijke zeedieren -in dit geval walrussen- een jager gevangen had: elke walrusbaardhaar representeerde net als bij de andere meer bekende driekante, spits toelopende hoeden een geslaagde vangst [Rousselot 1988:151].<BR> <BR> De Koniag en Chugach vonden Tlingit hoeden prachtig. In plaats van ze te imiteren kocht men ze soms rechtstreeks. Het Museum voor Antropologie en Etnologie in Leningrad beschikt over een Tlingit hoed die deels is overgeschilderd, en die van kralendecoraties is vooorzien, iets wat de Tlingit nooit deden [Holm 1988:286]. De oudste hoeden van een Tlingit type die gedragen werden door Sugpiaq Inuit werden waargenomen, nagetekend en verzameld op de derde reis van kapitein Cook, in 1778 [Holm 1988:286]. Wat een Koniag of Chugach hoed onderscheidt van een Tlingit exemplaar is op de eerste plaats het gebruik van zeezoogdierharen en kralen. Verder zijn de figuren belangrijk. Sommige figuren zijn zo ver verwijderd van hun Tlingit 'prototype' dat de hoed waarop ze zijn afgebeeld zonder enige twijfel een Sugpiaq hoed is, maar soms lijken de figuren sprekend op die van de Tlingit en is het moeilijk een onderscheid te maken. Een Koniag-Chugach kenmerk is een zekere geometrisering van Tlingit motieven zoals lichaamsdelen [Holm 1988:289-290].<BR> <BR> Deze hoed uit de von Siebold collectie is een vroeg type. Hoe later men in de 19e eeuw komt, des te meer versieringen treft men aan van kralen, snorharen en dentaliaschelpen, vaak over de figuren heen. De hoeden worden vaker voorzien van een setje cylinders van gewoven sparrenwortel op de top. Bij de Tlingit gaf het aantal cylinders de status van de drager aan, maar de maatschappij van de Pacific Eskimo's was betrekkelijk ongestratificeerd en men vond dit ornament vooral mooi en indrukwekkend [Holm 1988:287]. Ook gingen de Koniag en Chugach de hoeden steeds vaker fel- of donker blauw verven, met vervolgens daarop in andere kleuren de patronen. De hoed in Museum Volkenkunde heeft deze 'barokke' kenmerken nog niet.<BR> <BR> De artistieke invloed van de Tlingit op de Koniag en Chugach was ook voelbaar bij de decoratie van houten kommen, pijlenkokers, doosjes en lepels, en bij die van sparrenwortel gemaakte manden [ Holm 1988:282-285].