Magic wand

Toverstaf die zowel geluk kan verzekeren, rampen kan weren als ziekte, dood en verderf kan veroorzaken. De staf was het belangrijkste hulpmiddel van de priester-genezer (datu of guru). Hij werd gebruikt bij verschillende ceremoniën waarin de datu de toekomst voorspelde of waarin hij het onheil afriep over vijandige personen en dorpen.<BR> <BR> De hier afgebeelde staf noemt men een 'tunggal panaluan'. Deze wordt gekenmerkt door een groot aantal uitgesneden menselijke en dierlijke figuren die boven elkaar geordend zijn. De toverstaf werd zelf door de datu gesneden. Voor het maken van een 'tunggal panaluan' kon de datu alleen gebruik maken van het hout van de cassia javanica. Deze boomsoort neemt een centrale plaats in in een mythe waarin een ontstaansgeschiedenis van de Batak vertelt wordt. Ook de uitgesneden figuren zijn afkomstig uit deze mythe. Omdat de staf door de priester-genezer zelf werd gesneden, komen ze in vele vormen en stijlen voor (Sibeth 1991: 133).<BR> <BR> De bovenste figuur is Si Aji Donda Hatahutan, hij heeft een tulband gemaakt van witte, zwarte en rode draden met zwarte paardenharen. <BR> De bovenste figuur is altijd de grootste en mannelijk. Zijn tulband is gemaakt van doek en garen in de drie traditionele (heilige) kleuren (bonang manalu), wit, rood en zwart, die de drie werelden symboliseren: de bovenwereld, de middenwereld en de onderwereld. Ook symboliseren de drie kleuren de drie soorten familieverwantschappen (dalihan na tolu) die ieder (volwassen) mens heeft: de directe familie, de familie die vrouwen geeft en de familiegroep die vrouwen neemt. Deze kleuren bevorderen de verbintenis tussen de mens en de geestenwereld. Vooral wit was goed om geesten en de zielen van de voorouders aan te trekken. (Sibeth: p. 119 & 129)<BR> <BR> Hieronder is een vrouwenfiguur Si Boru Tapi Na Uasan, de hieronder beschreven tweeling. <BR> <BR> Volgens een Toba versie zou de eerste toverstaf gesneden zijn uit een stam van een bijzondere boom. In deze boom waren een broer en zus geïncorporeerd, die vluchten nadat hun incestueuze relatie was ontdekt. Zij waren een tweeling van een prins en zijn vrouw. Een tweeling is al erg, maar als ze van verschillende sexen zijn is dat nog erger. De jongen heette Si Aji Donda Hatahutan en het meisje Si Tapi Raja Na Uasan. Ze groeiden samen op en waren onafscheidelijk. Ze werden door hun ouders gescheiden. Het meisje werd in het geheim naar een ander dorp naar haar oom gebracht en de jongen werd verteld dat ze was gestorven. Hij ging naar haar op zoek en toen hij haar vond, gingen ze samen op de vlucht. In het bos kregen zij een relatie. Toen ze bij een piu-piu-tangguhan boom kwamen met rijpe vruchten (ruham), wilde het meisje er een van hebben. De jongen klom in de boom maar veranderde in hout dat in de boom groeide. Het meisje, dat naar haar broer op zoek ging in de boom, overkwam hetzelfde lot. Na lang zoeken vonden de ouders hun kinderen terug in de boom. Hij riep de hulp in van een beroemde priester, Datu Pormanuk. Hij klom met een kip in de boom om de kinderen weer tot leven te wekken. Maar ook hij en de kip werden hout. <BR> De volgende priester, Datu Pongpoang Niobungan onderging hetzelfde lot, evenals drie andere priesters (Datu Porhorbo Paung Na Bolon; Datu Porbuea Na Bolon en Datu Porulok Na Bolon. Hierop riep de vader de hulp in van een nog grotere priester Datu Sitabo Di Babana. Deze antwoordde dat dit door de goden was gedaan en dat het een geweldig tovermiddel tegen de vijanden zou zijn. Hij raadde aan om uit het hout van de boom staven te snijden die deze mensen verbeeldden. Het zullen machtige toverstaven worden. Dat deed de vader en sindsdien worden de staven gemaakt om de vijanden af te schrikken en regen op te roepen bij droogte. <BR> <BR> Tot zover het verhaal; de bovenste twee figuren stellen meestal de tweeling voor. de andere vijf de priesters. Bij andere Batak volkeren zijn de verhalen iets anders. <BR> Achim Sibet; The Batak; p. 133-136 <BR> <BR> De bovenste figuur is altijd de grootste en mannelijk. Zijn tulband is in de drie traditionele (heilige) kleuren, wit, rood en zwart, die de drie werelden symboliseren: de bovenwereld, de middenwereld en de onderwereld. Ook symboliseren de drie kleuren de drie soorten verwantschappen die ieder (volwassen) mens heeft: de directe familie, de familie die vrouwen geeft en de familiegroep die vrouwen neemt. (Sibeth: p. 119 & 129)<BR> <BR> Om de staf magische krachten te geven moest de datu deze eerst inwijden. Dit deed hij door in de staf gaten te maken en deze te vullen met een tovermiddel, 'pupuk'. Pupuk verkreeg de datu door een uit een naburig dorp ontvoerd kind in te graven tot het hoofd. Nadat het kind had gezworen zich in te zetten voor het welzijn van het dorp, goot de datu vloeibaar lood in de mond van het kind. Op deze wijze wist de datu de geest van het kind voor zich te laten werken. Uit het lichaam van het dode kind werd de pupuk gemaakt (Sibeth 1991: 136, 138). <BR> <BR> De datu was naast het dorpshoofd de belangrijkste persoon van het dorp. Bij vragen of problemen in het dorp of in een persoonlijk leven werd de datu geraadpleegd. Hij was bemiddelaar tussen voorouders en mensen, hij was ceremoniemeester bij plechtigheden en hij was genezer. De sociale positie van de priester-genezer was gespleten: hij werd bewonderd en gevreesd. Men werd priester-genezer door voorbestemming of door benoeming, niet uit vrije wil. Veelal waren de priester-genezers verwant aan de stichters van het dorp (Sibeth 1991: 126).

Magic wand

Toverstaf die zowel geluk kan verzekeren, rampen kan weren als ziekte, dood en verderf kan veroorzaken. De staf was het belangrijkste hulpmiddel van de priester-genezer (datu of guru). Hij werd gebruikt bij verschillende ceremoniën waarin de datu de toekomst voorspelde of waarin hij het onheil afriep over vijandige personen en dorpen.<BR> <BR> De hier afgebeelde staf noemt men een 'tunggal panaluan'. Deze wordt gekenmerkt door een groot aantal uitgesneden menselijke en dierlijke figuren die boven elkaar geordend zijn. De toverstaf werd zelf door de datu gesneden. Voor het maken van een 'tunggal panaluan' kon de datu alleen gebruik maken van het hout van de cassia javanica. Deze boomsoort neemt een centrale plaats in in een mythe waarin een ontstaansgeschiedenis van de Batak vertelt wordt. Ook de uitgesneden figuren zijn afkomstig uit deze mythe. Omdat de staf door de priester-genezer zelf werd gesneden, komen ze in vele vormen en stijlen voor (Sibeth 1991: 133).<BR> <BR> De bovenste figuur is Si Aji Donda Hatahutan, hij heeft een tulband gemaakt van witte, zwarte en rode draden met zwarte paardenharen. <BR> De bovenste figuur is altijd de grootste en mannelijk. Zijn tulband is gemaakt van doek en garen in de drie traditionele (heilige) kleuren (bonang manalu), wit, rood en zwart, die de drie werelden symboliseren: de bovenwereld, de middenwereld en de onderwereld. Ook symboliseren de drie kleuren de drie soorten familieverwantschappen (dalihan na tolu) die ieder (volwassen) mens heeft: de directe familie, de familie die vrouwen geeft en de familiegroep die vrouwen neemt. Deze kleuren bevorderen de verbintenis tussen de mens en de geestenwereld. Vooral wit was goed om geesten en de zielen van de voorouders aan te trekken. (Sibeth: p. 119 & 129)<BR> <BR> Hieronder is een vrouwenfiguur Si Boru Tapi Na Uasan, de hieronder beschreven tweeling. <BR> <BR> Volgens een Toba versie zou de eerste toverstaf gesneden zijn uit een stam van een bijzondere boom. In deze boom waren een broer en zus geïncorporeerd, die vluchten nadat hun incestueuze relatie was ontdekt. Zij waren een tweeling van een prins en zijn vrouw. Een tweeling is al erg, maar als ze van verschillende sexen zijn is dat nog erger. De jongen heette Si Aji Donda Hatahutan en het meisje Si Tapi Raja Na Uasan. Ze groeiden samen op en waren onafscheidelijk. Ze werden door hun ouders gescheiden. Het meisje werd in het geheim naar een ander dorp naar haar oom gebracht en de jongen werd verteld dat ze was gestorven. Hij ging naar haar op zoek en toen hij haar vond, gingen ze samen op de vlucht. In het bos kregen zij een relatie. Toen ze bij een piu-piu-tangguhan boom kwamen met rijpe vruchten (ruham), wilde het meisje er een van hebben. De jongen klom in de boom maar veranderde in hout dat in de boom groeide. Het meisje, dat naar haar broer op zoek ging in de boom, overkwam hetzelfde lot. Na lang zoeken vonden de ouders hun kinderen terug in de boom. Hij riep de hulp in van een beroemde priester, Datu Pormanuk. Hij klom met een kip in de boom om de kinderen weer tot leven te wekken. Maar ook hij en de kip werden hout. <BR> De volgende priester, Datu Pongpoang Niobungan onderging hetzelfde lot, evenals drie andere priesters (Datu Porhorbo Paung Na Bolon; Datu Porbuea Na Bolon en Datu Porulok Na Bolon. Hierop riep de vader de hulp in van een nog grotere priester Datu Sitabo Di Babana. Deze antwoordde dat dit door de goden was gedaan en dat het een geweldig tovermiddel tegen de vijanden zou zijn. Hij raadde aan om uit het hout van de boom staven te snijden die deze mensen verbeeldden. Het zullen machtige toverstaven worden. Dat deed de vader en sindsdien worden de staven gemaakt om de vijanden af te schrikken en regen op te roepen bij droogte. <BR> <BR> Tot zover het verhaal; de bovenste twee figuren stellen meestal de tweeling voor. de andere vijf de priesters. Bij andere Batak volkeren zijn de verhalen iets anders. <BR> Achim Sibet; The Batak; p. 133-136 <BR> <BR> De bovenste figuur is altijd de grootste en mannelijk. Zijn tulband is in de drie traditionele (heilige) kleuren, wit, rood en zwart, die de drie werelden symboliseren: de bovenwereld, de middenwereld en de onderwereld. Ook symboliseren de drie kleuren de drie soorten verwantschappen die ieder (volwassen) mens heeft: de directe familie, de familie die vrouwen geeft en de familiegroep die vrouwen neemt. (Sibeth: p. 119 & 129)<BR> <BR> Om de staf magische krachten te geven moest de datu deze eerst inwijden. Dit deed hij door in de staf gaten te maken en deze te vullen met een tovermiddel, 'pupuk'. Pupuk verkreeg de datu door een uit een naburig dorp ontvoerd kind in te graven tot het hoofd. Nadat het kind had gezworen zich in te zetten voor het welzijn van het dorp, goot de datu vloeibaar lood in de mond van het kind. Op deze wijze wist de datu de geest van het kind voor zich te laten werken. Uit het lichaam van het dode kind werd de pupuk gemaakt (Sibeth 1991: 136, 138). <BR> <BR> De datu was naast het dorpshoofd de belangrijkste persoon van het dorp. Bij vragen of problemen in het dorp of in een persoonlijk leven werd de datu geraadpleegd. Hij was bemiddelaar tussen voorouders en mensen, hij was ceremoniemeester bij plechtigheden en hij was genezer. De sociale positie van de priester-genezer was gespleten: hij werd bewonderd en gevreesd. Men werd priester-genezer door voorbestemming of door benoeming, niet uit vrije wil. Veelal waren de priester-genezers verwant aan de stichters van het dorp (Sibeth 1991: 126).