Sår

De kokosaanplant van een persoon die overleden is, wordt als verboden terrein verklaard. Hij is met een taboe belegd, of sar, zoals het in de taal van de Marind heet. Het pad er naartoe wordt met taboetekens, zoals dit object er een is, gekenmerkt (Hunger 1925, 351-352 en Van Baal 1966, 775-776).<BR> <BR> Het dier op het taboeteken is een vis. Volgens Van Baal is dit het totemdier van een geheime genootschap (phratry), een soort ‘superieure clan’. Het is volgens Van Baal echter waarschijnlijk dat het hierbij om de totem van de overledene gaat. hij merkt ook op dat het om de representatie van het onderwereld aspect van die totems gaat. (Van Baal 1934, 219; Van Baal 1966, 777 en Hunger 1925, 353) <BR> <BR> Vóór het ingaan van het taboe, worden de laatste kokosnoten verzameld en onder de aanwezigen bij de yamu, het dodenfeest, verdeeld. Daarna wordt de aanplant aan zich zelf overgelaten en is het plukken van kokosnoten gedurende een langere tijd verboden. Ook het gebruiken van al gevallen noten is verboden; een aantal deze noten zal kiemen en tot een nieuwe kokospalmen uitgroeien. Andere zouden bij een beeld van de overleden persoon, dat in de aanplant is opgesteld worden neergelegd. Het taboe kan tot drie jaar duren. Bij de opheffing van het taboe, worden deze taboetekens verzameld en tijdens een feestmaal verbrand (Van Baal 1934, 224; Van Baal 1966, 775 en Wirz 1925, 136-37).<BR> <BR> Het taboe op de kokosaanplant komt ook voort uit de vrees, dat men er de dodengeest (hais) tegen zou kunnen komen. Men zou het voedsel voor de hais over willen laten, die zich graag aan de jonge kokosnoten te goed zouden doen (Hunger 1925, 351 en Wirz 1925, 136-37 )<BR> <BR> <BR> Vervaardiging<BR> Het taboeteken is uit de schede van een kokospalmblad gemaakt en met natuurlijke kleurstoffen beschilderd (Hunger 1925, 352).

Sår

De kokosaanplant van een persoon die overleden is, wordt als verboden terrein verklaard. Hij is met een taboe belegd, of sar, zoals het in de taal van de Marind heet. Het pad er naartoe wordt met taboetekens, zoals dit object er een is, gekenmerkt (Hunger 1925, 351-352 en Van Baal 1966, 775-776).<BR> <BR> Het dier op het taboeteken is een vis. Volgens Van Baal is dit het totemdier van een geheime genootschap (phratry), een soort ‘superieure clan’. Het is volgens Van Baal echter waarschijnlijk dat het hierbij om de totem van de overledene gaat. hij merkt ook op dat het om de representatie van het onderwereld aspect van die totems gaat. (Van Baal 1934, 219; Van Baal 1966, 777 en Hunger 1925, 353) <BR> <BR> Vóór het ingaan van het taboe, worden de laatste kokosnoten verzameld en onder de aanwezigen bij de yamu, het dodenfeest, verdeeld. Daarna wordt de aanplant aan zich zelf overgelaten en is het plukken van kokosnoten gedurende een langere tijd verboden. Ook het gebruiken van al gevallen noten is verboden; een aantal deze noten zal kiemen en tot een nieuwe kokospalmen uitgroeien. Andere zouden bij een beeld van de overleden persoon, dat in de aanplant is opgesteld worden neergelegd. Het taboe kan tot drie jaar duren. Bij de opheffing van het taboe, worden deze taboetekens verzameld en tijdens een feestmaal verbrand (Van Baal 1934, 224; Van Baal 1966, 775 en Wirz 1925, 136-37).<BR> <BR> Het taboe op de kokosaanplant komt ook voort uit de vrees, dat men er de dodengeest (hais) tegen zou kunnen komen. Men zou het voedsel voor de hais over willen laten, die zich graag aan de jonge kokosnoten te goed zouden doen (Hunger 1925, 351 en Wirz 1925, 136-37 )<BR> <BR> <BR> Vervaardiging<BR> Het taboeteken is uit de schede van een kokospalmblad gemaakt en met natuurlijke kleurstoffen beschilderd (Hunger 1925, 352).