De vooroudercultus was bij de Kota de voornaamste pijler van het religieuze leven en heeft hun belangrijkste artistieke werken voortgebracht. Net als bij hun buren, de Fang en de Ndumu werden reliekwachters aan manden bevestigd waarin zich het gebeente van belangrijke voorouders bevond. De manden bevatten ook krachtmiddelen als dierlijke botten, schelpen, planten en armbanden. Een dergelijk relekwie, die tijdens migraties werd meegenomen, speelde een rol in gemeenschapsrituelen en liet de groep toe de herinnering aan de voorouder levend te houden. Missionering sinds het begin van de eeuw, maar ook een plaatselijke, anti-traditionalistische beweging in de jaren 1950 en 1960 (de zogeheten Culte des Demoiselles) hebben ertoe geleid dat de meeste van deze voorwerpen werden vernietigd.<BR> <BR> De geel-koperlegering was niet alleen een teken van rijkdom, maar het glanzende oppervlak diende er ook toe negatieve invloeden af te ketsen. Binnen dit genre bestaat oneindigheid aan variaties op eenzelfde thema, uitgewerkt in het soort beslag, de kapsels, de ogen en andere details.<BR> <BR> Beschrijving<BR> Een antropomorfe figuur bestaande uit een basis van hout, gedeeltelijk bedekt met beslag van geel-koperlegering. Sterk gestileerde, ruitvormige houten romp, waarop nek en hoofd rusten. Een bijna ovaalvormig hoofd met een langgerekte neus, smalle mond en licht uitpuilende ronde ogen. Aan weerszijden van het hoofd vlakke uitstekende delen waarop een kapsel in halve-maanvorm rust. Nek, gezicht en kapsel geheel bedekt met koperbeslag, waarin ingekerfde geometrische motieven.