De meeste gamelan-orkesten worden geleid door een paar kendang, ofwel dubbelvellige conische trommen. De trom ligt in de schoot van de spelers en wordt met de handen en de vingers bespeeld. De rechterhand slaat op het grote vel en de linkerhand op het kleine vel. De twee kendang dirigeren de gamelan. Eén van de trommelspelers heeft de algehele coördinatie over de veranderingen in tempo en dynamiek, het interpreteren van de signalen van dansers en het aangeven van het begin en het einde van een sectie in een compositie.<BR> <BR> Vervaardiging<BR> De kendang krumpungan wordt gemaakt van een uitgehold stuk van een boomstam. Het verschil in toonhoogte wordt veroorzaakt door de vorm waarin de trommels zijn uitgehold. De hogere lanang-trom is van binnen uitgehold in een conische vorm. De lagere wadon-trom is uitgehold in een zandloprvorm. Waarschijnlijk geld dit ook voor de kendang in dit orkest.