Kris met schede

Kris met bijzondere greep. Dit zeldzame type greep werd in 1931-32 voor het eerst afgebeeld en wat uitgebreider besproken door de Nederlandse verzamelaar J.W. van Dapperen. Naar zijn stellige overtuiging waren de twee exemplaren uit zijn persoonlijke bezit afkomstig van de Karimunjawa-eilanden en hoogstwaarschijnlijk in de eerste helft van de negentiende eeuw vervaardigd door ene Abang Amat, een destijds daar wonende Buginese krisgrepensnijder. Deze geografische herkomst werd later overgenomen door A.N.J. Th. à Th. van der Hoop in zijn bekende en veel geraadpleegde boek "Indonesische siermotieven", waarin hij een groot aantal collectiestukken bespreekt uit de verzameling van het Museum van het Koninklijk Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, het huidige Museum Nasional te Jakarta. Het ‘Legaat Van Dapperen’, inclusief de twee bovengenoemde grepen, was inmiddels aan de verzameling van het museum in Batavia toegevoegd. Nadien hebben ook enkele huidige auteurs over de Indonesische kris de Karimunjawa-herkomst van deze greep zonder meer overgenomen. <BR> <BR> Nu is het zeer wel mogelijk dat de beide krisgrepen van Van Dapperen indertijd op een of andere manier op de Karimunjawa-eilanden verzeild waren geraakt en daar later ook verworven, maar het is uiterst onwaarschijnlijk dat ze ter plaatse zijn gesneden, laat staan dat ze de lokale krisgrepenstijl van die eilanden vertegenwoordigen. In een kort artikel uit 1998 herinnert Vincent Krans zijn lezers aan het feit dat de kleine, onbeduidende en voor het grootste deel onbewoonde Karimunjawa-archipel, gelegen in de Javazee tussen Java en Borneo, in vroeger eeuwen slechts een schuilplaats en uitvalbasis vormde voor zeerovers. In het begin van de negentiende eeuw werden de eilanden een koloniaal verbanningsoord voor criminelen. Kortom, niet direct een plaats waar men een geheel eigen en oude krissentraditie zou kunnen verwachten. Door vergelijking met overeenkomstig vormgegeven abstracte greepmodellen, opteert Krans voor Zuid-Sumatra, regio Palembang, als het herkomstgebied van deze greep. En mét Van der Hoop gaat hij er bovendien van uit – en onzes inziens terecht - dat we hier te maken hebben met de gestileerde gestalte van een olifant . Al dan niet gesneden in Palembang: de greep lijkt hoofdzakelijk in gebruik te zijn geweest in de noordelijke delen van Sumatra. Zo kennen we een keris panjang uit Aceh en een fraaie antieke kris uit het Gayo- en Alasgebied, die voorzien zijn van deze specifieke greep. Beide wapens behoren tot de verzameling van het Tropenmuseum, Amsterdam.<BR> <BR> Vervaardiging<BR> Kris in schede. Het lemmet van de kris is gesmeed met nikkelhoudend pamorijzer. Greep en monding van de schede zijn vervaardigd uit olifantsivoor.

Kris met schede

Kris met bijzondere greep. Dit zeldzame type greep werd in 1931-32 voor het eerst afgebeeld en wat uitgebreider besproken door de Nederlandse verzamelaar J.W. van Dapperen. Naar zijn stellige overtuiging waren de twee exemplaren uit zijn persoonlijke bezit afkomstig van de Karimunjawa-eilanden en hoogstwaarschijnlijk in de eerste helft van de negentiende eeuw vervaardigd door ene Abang Amat, een destijds daar wonende Buginese krisgrepensnijder. Deze geografische herkomst werd later overgenomen door A.N.J. Th. à Th. van der Hoop in zijn bekende en veel geraadpleegde boek "Indonesische siermotieven", waarin hij een groot aantal collectiestukken bespreekt uit de verzameling van het Museum van het Koninklijk Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, het huidige Museum Nasional te Jakarta. Het ‘Legaat Van Dapperen’, inclusief de twee bovengenoemde grepen, was inmiddels aan de verzameling van het museum in Batavia toegevoegd. Nadien hebben ook enkele huidige auteurs over de Indonesische kris de Karimunjawa-herkomst van deze greep zonder meer overgenomen. <BR> <BR> Nu is het zeer wel mogelijk dat de beide krisgrepen van Van Dapperen indertijd op een of andere manier op de Karimunjawa-eilanden verzeild waren geraakt en daar later ook verworven, maar het is uiterst onwaarschijnlijk dat ze ter plaatse zijn gesneden, laat staan dat ze de lokale krisgrepenstijl van die eilanden vertegenwoordigen. In een kort artikel uit 1998 herinnert Vincent Krans zijn lezers aan het feit dat de kleine, onbeduidende en voor het grootste deel onbewoonde Karimunjawa-archipel, gelegen in de Javazee tussen Java en Borneo, in vroeger eeuwen slechts een schuilplaats en uitvalbasis vormde voor zeerovers. In het begin van de negentiende eeuw werden de eilanden een koloniaal verbanningsoord voor criminelen. Kortom, niet direct een plaats waar men een geheel eigen en oude krissentraditie zou kunnen verwachten. Door vergelijking met overeenkomstig vormgegeven abstracte greepmodellen, opteert Krans voor Zuid-Sumatra, regio Palembang, als het herkomstgebied van deze greep. En mét Van der Hoop gaat hij er bovendien van uit – en onzes inziens terecht - dat we hier te maken hebben met de gestileerde gestalte van een olifant . Al dan niet gesneden in Palembang: de greep lijkt hoofdzakelijk in gebruik te zijn geweest in de noordelijke delen van Sumatra. Zo kennen we een keris panjang uit Aceh en een fraaie antieke kris uit het Gayo- en Alasgebied, die voorzien zijn van deze specifieke greep. Beide wapens behoren tot de verzameling van het Tropenmuseum, Amsterdam.<BR> <BR> Vervaardiging<BR> Kris in schede. Het lemmet van de kris is gesmeed met nikkelhoudend pamorijzer. Greep en monding van de schede zijn vervaardigd uit olifantsivoor.