Lage stoel van rood sandelhout, versierd met granaatbloem en krulmotieven

Lage stoel, vervaardigd van het waardevolle rode sandelhout en versierd met voor Batavia (of Ambon) typerend houtsnijwerk. Onderzoek aan deze stoel heeft uitgewezen dat de stoel geen significante wijzigingen heeft ondervonden, zeker niet wat de afmetingen betreft of het toevoegen of weghalen stoelonderdelen. <BR> <BR> Het is wel mogelijk dat de kleur anders was toen de stoel is vervaardigd. Rood sandelhout was in de 17de eeuw een zeer gewaardeerd hout, vooral vanwege zijn rode kleur. Onder de dwarsspijl tussen de poten aan de voorkant, zijn rode vullingen gevonden. Het feit dat deze vullingen rood zijn, wijst er ook op dat de oorspronkelijke kleur van de stoel rood was. (Van Gompel 2013, 89-91). De botanicus Rumphius beschreef midden 17de eeuw dat met behulp van chemische middelen de kleur van dit hout gewijzigd werd van rood naar diep purper. (idem 78-79). Van Gompel, Hoving en Klusener wijzen dan ook erop dat deze stoel oorspronkelijk mogelijk ook purper was (idem 104-105).<BR> <BR> Volgens de oude beschrijvingskaart van het Tropenmuseum, gaat het hier om een zogenoemde ‘vrouwenstoel’. (Bijna) identieke stoelen in het Gemeentemuseum Den Haag, worden daar ook als ‘vrouwenstoelen’ aangeduid. <BR> <BR> Van de Wall verklaart het lage zitvlak van de vrouwenstoelen als volgt: De Europese vrouwen zouden dit hebben afgekeken van Indonesische vrouwen van hoge rang, die met gekruiste benen lage krukjes plachten te zitten. Omdat die krukjes onder de “forsch gebouwde Hollandsche vrouwen” zouden bezwijken, moesten er stevige stoelen komen, dit soort vrouwenstoelen dus.<BR> Op die lage stoelen konden de Europese vrouwen ook “op z’n snijders” zitten, tenminste als ze zich op een “Indische wijze” gekleed hadden. En dit zouden ze in huiselijke kring tenminste graag doen, want het draagt lekkerder in de tropische hitte, dan de Nederlandse kleding. Slechts bij deftig bezoek zouden de dames zich volgens de Nederlandse manier hebben gekleed en op stoelen van ‘normale’ hoogte hebben gezeten. (Van de Wall 2939, 82-83).<BR> <BR> Terwen-de Loos stelt een andere interpretatie voor. Hij verklaart het lage zitvlak uit het idee van de troon. In de maatschappij die de Nederlanders in Indonesië aantroffen, werd de stoel als een troon beschouwd, waar slechts een vorst op mocht zitten. En zo’n troon hoeft niet hoog te zijn, want de hele hofhouding zat sowieso al eerbiedig op de grond. De Javaanse en Balinese meubelmakers zouden naar zijn idee die tronen in hun hoofd hebben gehad bij het vervaardigen van de stoelen voor de Europeanen. Hij haalt de troon ook aan, als hij uitlegt waarom lage stoelen ook als ‘besnijdenisstoelen’ worden aangewezen. Lage stoeltjes werden bij besnijdenissen gebruikt, waar het te besnijden jongetje als hoofdpersoon op troont. (Terwen-de Loos 1985, 22-25).<BR> <BR> <BR> <BR> Snijwerk uit de Bataviase school.

Lage stoel van rood sandelhout, versierd met granaatbloem en krulmotieven

Lage stoel, vervaardigd van het waardevolle rode sandelhout en versierd met voor Batavia (of Ambon) typerend houtsnijwerk. Onderzoek aan deze stoel heeft uitgewezen dat de stoel geen significante wijzigingen heeft ondervonden, zeker niet wat de afmetingen betreft of het toevoegen of weghalen stoelonderdelen. <BR> <BR> Het is wel mogelijk dat de kleur anders was toen de stoel is vervaardigd. Rood sandelhout was in de 17de eeuw een zeer gewaardeerd hout, vooral vanwege zijn rode kleur. Onder de dwarsspijl tussen de poten aan de voorkant, zijn rode vullingen gevonden. Het feit dat deze vullingen rood zijn, wijst er ook op dat de oorspronkelijke kleur van de stoel rood was. (Van Gompel 2013, 89-91). De botanicus Rumphius beschreef midden 17de eeuw dat met behulp van chemische middelen de kleur van dit hout gewijzigd werd van rood naar diep purper. (idem 78-79). Van Gompel, Hoving en Klusener wijzen dan ook erop dat deze stoel oorspronkelijk mogelijk ook purper was (idem 104-105).<BR> <BR> Volgens de oude beschrijvingskaart van het Tropenmuseum, gaat het hier om een zogenoemde ‘vrouwenstoel’. (Bijna) identieke stoelen in het Gemeentemuseum Den Haag, worden daar ook als ‘vrouwenstoelen’ aangeduid. <BR> <BR> Van de Wall verklaart het lage zitvlak van de vrouwenstoelen als volgt: De Europese vrouwen zouden dit hebben afgekeken van Indonesische vrouwen van hoge rang, die met gekruiste benen lage krukjes plachten te zitten. Omdat die krukjes onder de “forsch gebouwde Hollandsche vrouwen” zouden bezwijken, moesten er stevige stoelen komen, dit soort vrouwenstoelen dus.<BR> Op die lage stoelen konden de Europese vrouwen ook “op z’n snijders” zitten, tenminste als ze zich op een “Indische wijze” gekleed hadden. En dit zouden ze in huiselijke kring tenminste graag doen, want het draagt lekkerder in de tropische hitte, dan de Nederlandse kleding. Slechts bij deftig bezoek zouden de dames zich volgens de Nederlandse manier hebben gekleed en op stoelen van ‘normale’ hoogte hebben gezeten. (Van de Wall 2939, 82-83).<BR> <BR> Terwen-de Loos stelt een andere interpretatie voor. Hij verklaart het lage zitvlak uit het idee van de troon. In de maatschappij die de Nederlanders in Indonesië aantroffen, werd de stoel als een troon beschouwd, waar slechts een vorst op mocht zitten. En zo’n troon hoeft niet hoog te zijn, want de hele hofhouding zat sowieso al eerbiedig op de grond. De Javaanse en Balinese meubelmakers zouden naar zijn idee die tronen in hun hoofd hebben gehad bij het vervaardigen van de stoelen voor de Europeanen. Hij haalt de troon ook aan, als hij uitlegt waarom lage stoelen ook als ‘besnijdenisstoelen’ worden aangewezen. Lage stoeltjes werden bij besnijdenissen gebruikt, waar het te besnijden jongetje als hoofdpersoon op troont. (Terwen-de Loos 1985, 22-25).<BR> <BR> <BR> <BR> Snijwerk uit de Bataviase school.