IJzerhouten stoel, versierd met granaatbloem en krulmotieven

Lage stoel zeer waarschijnlijk vervaardigd van het waardevolle rode sandelhout en versierd met snijwerk dat typerend is voor Batavia. De stoel is met meerdere lagen donker afgewerkt. Hij is voorzien van een schuine rugleuning. Hij wordt door Van Gompel, Hoving & Klusener op 1850 – 1930 gedateerd (info Hoving & Klusener, zie mediakoppeling TXT002487). De gedraaide balusterachtige poten en stijlen wijzen op die late datering (Van Gompel e.a. 2013, 82). Waarom het waardevolle rode sandelhout is gekozen i.p.v. goedkoper hout, is niet duidelijk. Want de donkere afwerking moet het dure ebbenhout imiteren en goedkoper hout was voor dat doel wel goed genoeg geweest. Deze stoel hoort waarschijnlijk bij de stoel inv.nr. 1295-38 t/m 40.<BR> <BR> In de koloniale tijd van de 19de en de vroege 20ste eeuw maakten de ebbenhouten meubels van de 17de eeuw een heropleving door. Men begon om opnieuw meubelen in die stijl van de 17de eeuw te maken (Van Gompel e.a. 2013, o.m. blz. 10-11 & 75-76). Vaak werden hierbij onderdelen van die oude meubelen in verwerkt; bij deze stoel zijn er echter geen aanwijzingen dat dit is gebeurd (info Hoving & Klusener, zie mediakoppeling TXT002487). Echter wist men toen niet meer dat die veel oude stoelen waarschijnlijk fel rood en gouden gekleurd waren; men nam kennelijk aan dat ze allemaal van zwarte ebbenhout waren (Van Gompel e.a. 2013, 39-40 & 88-90).<BR> <BR> Volgens de oude beschrijvingskaart van het Tropenmuseum, gaat het hier om een zogenoemde ‘kerkstoel’. Zo'n kerkstoel werd volgens Van de Wall door een slaaf achter de vrouw des huizes naar de kerk gedragen, een gebruik dat de Nederlanders van de Portugezen zouden hebben overgenomen. Een kerkstoel zou de sociale stand van de huisvrouw afspiegelen, hoe rijker versierd, des te groter haar welvaart (Van de Wall 1939, 84-85). Van Gompel beschrijft een kerkstoel als zijnde een klapstoel, die ook in Nederland in gebruik waren (Van Gompel e.a. 2013, 39). In de geraadpleegde literatuur is niet duidelijk geworden welke kenmerken precies een kerkstoel in de Nederlandse koloniën uitmaakten en de beschrijving van Van de Wall uit 1939 wordt nog bevestigd, nog bijgesteld.<BR> <BR> <BR> Snijwerk uit de Bataviase school.

IJzerhouten stoel, versierd met granaatbloem en krulmotieven

Lage stoel zeer waarschijnlijk vervaardigd van het waardevolle rode sandelhout en versierd met snijwerk dat typerend is voor Batavia. De stoel is met meerdere lagen donker afgewerkt. Hij is voorzien van een schuine rugleuning. Hij wordt door Van Gompel, Hoving & Klusener op 1850 – 1930 gedateerd (info Hoving & Klusener, zie mediakoppeling TXT002487). De gedraaide balusterachtige poten en stijlen wijzen op die late datering (Van Gompel e.a. 2013, 82). Waarom het waardevolle rode sandelhout is gekozen i.p.v. goedkoper hout, is niet duidelijk. Want de donkere afwerking moet het dure ebbenhout imiteren en goedkoper hout was voor dat doel wel goed genoeg geweest. Deze stoel hoort waarschijnlijk bij de stoel inv.nr. 1295-38 t/m 40.<BR> <BR> In de koloniale tijd van de 19de en de vroege 20ste eeuw maakten de ebbenhouten meubels van de 17de eeuw een heropleving door. Men begon om opnieuw meubelen in die stijl van de 17de eeuw te maken (Van Gompel e.a. 2013, o.m. blz. 10-11 & 75-76). Vaak werden hierbij onderdelen van die oude meubelen in verwerkt; bij deze stoel zijn er echter geen aanwijzingen dat dit is gebeurd (info Hoving & Klusener, zie mediakoppeling TXT002487). Echter wist men toen niet meer dat die veel oude stoelen waarschijnlijk fel rood en gouden gekleurd waren; men nam kennelijk aan dat ze allemaal van zwarte ebbenhout waren (Van Gompel e.a. 2013, 39-40 & 88-90).<BR> <BR> Volgens de oude beschrijvingskaart van het Tropenmuseum, gaat het hier om een zogenoemde ‘kerkstoel’. Zo'n kerkstoel werd volgens Van de Wall door een slaaf achter de vrouw des huizes naar de kerk gedragen, een gebruik dat de Nederlanders van de Portugezen zouden hebben overgenomen. Een kerkstoel zou de sociale stand van de huisvrouw afspiegelen, hoe rijker versierd, des te groter haar welvaart (Van de Wall 1939, 84-85). Van Gompel beschrijft een kerkstoel als zijnde een klapstoel, die ook in Nederland in gebruik waren (Van Gompel e.a. 2013, 39). In de geraadpleegde literatuur is niet duidelijk geworden welke kenmerken precies een kerkstoel in de Nederlandse koloniën uitmaakten en de beschrijving van Van de Wall uit 1939 wordt nog bevestigd, nog bijgesteld.<BR> <BR> <BR> Snijwerk uit de Bataviase school.