Lage stoel, versierd met lotusbloem- en rankenmotieven

Lage stoel zeer waarschijnlijk vervaardigd van het waardevolle rode sandelhout. De stoel is versierd met snijwerk dat naar mijn inzien kenmerken vertoont van de Singalese stijl uit Sri Lanka uit de tweede helft van de 17de eeuw. Deze stijl kan worden herkend aan het lage reliëf. Van Gompel, Hoving en Klusener wijzen in hun boek erop, dat uit hun technische onderzoek is gebleken, dat de afmetingen en de afwerking (kleur) van oude V.O.C.-meubelen later (tussen ca. 1850-1930) vaak zijn gewijzigd. Alle door hun onderzochte lage stoelen met Singhalees snijwerk zijn op een later tijdstip verlaagd; die lage zithoogte van deze stoel is dus mogelijk ook niet oorspronkelijk (Van Gompel e.a. 44-45). Deze stoel wordt in het boek en de niet-gepubliceerde stukken van Van Gompel, Hoving en Klusener niet vermeld. <BR> <BR> Volgens de oude beschrijvingskaart van het Tropenmuseum, gaat het hier om een zogenoemde ‘vrouwenstoel’. (Bijna) identieke stoelen in het Gemeentemuseum Den Haag, worden daar ook als ‘vrouwenstoelen’ aangeduid. <BR> <BR> Van de Wall verklaart het lage zitvlak van de vrouwenstoelen als volgt: De Europese vrouwen zouden dit hebben afgekeken van Indonesische vrouwen van hoge rang, die met gekruiste benen lage krukjes plachten te zitten. Omdat die krukjes onder de “forsch gebouwde Hollandsche vrouwen” zouden bezwijken, moesten er stevige stoelen komen, dit soort vrouwenstoelen dus.<BR> Op die lage stoelen konden de Europese vrouwen ook “op z’n snijders” zitten, tenminste als ze zich op een “Indische wijze” gekleed hadden. En dit zouden ze in huiselijke kring tenminste graag doen, want het draagt lekkerder in de tropische hitte, dan de Nederlandse kleding. Slechts bij deftig bezoek zouden de dames zich volgens de Nederlandse manier hebben gekleed en op stoelen van ‘normale’ hoogte hebben gezeten. (Van de Wall 2939, 82-83).<BR> <BR> Terwen-de Loos stelt een andere interpretatie voor. Hij verklaart het lage zitvlak uit het idee van de troon. In de maatschappij die de Nederlanders in Indonesië aantroffen, werd de stoel als een troon beschouwd, waar slechts een vorst op mocht zitten. En zo’n troon hoeft niet hoog te zijn, want de hele hofhouding zat sowieso al eerbiedig op de grond. De Javaanse en Balinese meubelmakers zouden naar zijn idee die tronen in hun hoofd hebben gehad bij het vervaardigen van de stoelen voor de Europeanen. Hij haalt de troon ook aan, als hij uitlegt waarom lage stoelen ook als ‘besnijdenisstoelen’ worden aangewezen. Lage stoeltjes werden bij besnijdenissen gebruikt, waar het te besnijden jongetje als hoofdpersoon op troont. (Terwen-de Loos 1985, 22-25).<BR> <BR> In de koloniale tijd van de 19de en de vroege 20ste eeuw maakten de ebbenhouten meubels van de 17de eeuw een heropleving door. Men begon om opnieuw meubelen in die stijl van de 17de eeuw te maken. Vaak werden hierbij onderdelen van die oude meubelen in verwerkt; het komt voor dat een oude sierlijst een geheel nieuw meubel werd gebruikt. Van Gompel, Hoving en Klusener wijzen in hun boek vaker erop dat het gevaarlijk is om uit de huidige verschijningsvorm van het meubel, zijn functie ten tijde van zijn vervaardiging af te leiden. Stoelen zijn verhoogd of juist verlaagd, armleuningen zijn verwijderd of toegevoegd. Stoelen, die voordien fel gekleurd waren, zijn donker of zwart afgewerkt, zodat ze op ebbenhouten meubelen gingen lijken. (Van Gompel e.a. 2013, 87-92).<BR> <BR> <BR> <BR> Snijwerk uit de Bataviase school

Lage stoel, versierd met lotusbloem- en rankenmotieven

Lage stoel zeer waarschijnlijk vervaardigd van het waardevolle rode sandelhout. De stoel is versierd met snijwerk dat naar mijn inzien kenmerken vertoont van de Singalese stijl uit Sri Lanka uit de tweede helft van de 17de eeuw. Deze stijl kan worden herkend aan het lage reliëf. Van Gompel, Hoving en Klusener wijzen in hun boek erop, dat uit hun technische onderzoek is gebleken, dat de afmetingen en de afwerking (kleur) van oude V.O.C.-meubelen later (tussen ca. 1850-1930) vaak zijn gewijzigd. Alle door hun onderzochte lage stoelen met Singhalees snijwerk zijn op een later tijdstip verlaagd; die lage zithoogte van deze stoel is dus mogelijk ook niet oorspronkelijk (Van Gompel e.a. 44-45). Deze stoel wordt in het boek en de niet-gepubliceerde stukken van Van Gompel, Hoving en Klusener niet vermeld. <BR> <BR> Volgens de oude beschrijvingskaart van het Tropenmuseum, gaat het hier om een zogenoemde ‘vrouwenstoel’. (Bijna) identieke stoelen in het Gemeentemuseum Den Haag, worden daar ook als ‘vrouwenstoelen’ aangeduid. <BR> <BR> Van de Wall verklaart het lage zitvlak van de vrouwenstoelen als volgt: De Europese vrouwen zouden dit hebben afgekeken van Indonesische vrouwen van hoge rang, die met gekruiste benen lage krukjes plachten te zitten. Omdat die krukjes onder de “forsch gebouwde Hollandsche vrouwen” zouden bezwijken, moesten er stevige stoelen komen, dit soort vrouwenstoelen dus.<BR> Op die lage stoelen konden de Europese vrouwen ook “op z’n snijders” zitten, tenminste als ze zich op een “Indische wijze” gekleed hadden. En dit zouden ze in huiselijke kring tenminste graag doen, want het draagt lekkerder in de tropische hitte, dan de Nederlandse kleding. Slechts bij deftig bezoek zouden de dames zich volgens de Nederlandse manier hebben gekleed en op stoelen van ‘normale’ hoogte hebben gezeten. (Van de Wall 2939, 82-83).<BR> <BR> Terwen-de Loos stelt een andere interpretatie voor. Hij verklaart het lage zitvlak uit het idee van de troon. In de maatschappij die de Nederlanders in Indonesië aantroffen, werd de stoel als een troon beschouwd, waar slechts een vorst op mocht zitten. En zo’n troon hoeft niet hoog te zijn, want de hele hofhouding zat sowieso al eerbiedig op de grond. De Javaanse en Balinese meubelmakers zouden naar zijn idee die tronen in hun hoofd hebben gehad bij het vervaardigen van de stoelen voor de Europeanen. Hij haalt de troon ook aan, als hij uitlegt waarom lage stoelen ook als ‘besnijdenisstoelen’ worden aangewezen. Lage stoeltjes werden bij besnijdenissen gebruikt, waar het te besnijden jongetje als hoofdpersoon op troont. (Terwen-de Loos 1985, 22-25).<BR> <BR> In de koloniale tijd van de 19de en de vroege 20ste eeuw maakten de ebbenhouten meubels van de 17de eeuw een heropleving door. Men begon om opnieuw meubelen in die stijl van de 17de eeuw te maken. Vaak werden hierbij onderdelen van die oude meubelen in verwerkt; het komt voor dat een oude sierlijst een geheel nieuw meubel werd gebruikt. Van Gompel, Hoving en Klusener wijzen in hun boek vaker erop dat het gevaarlijk is om uit de huidige verschijningsvorm van het meubel, zijn functie ten tijde van zijn vervaardiging af te leiden. Stoelen zijn verhoogd of juist verlaagd, armleuningen zijn verwijderd of toegevoegd. Stoelen, die voordien fel gekleurd waren, zijn donker of zwart afgewerkt, zodat ze op ebbenhouten meubelen gingen lijken. (Van Gompel e.a. 2013, 87-92).<BR> <BR> <BR> <BR> Snijwerk uit de Bataviase school