Groepsportret van hadji's (hajs) uit Mandar in het Nederlandse Consulaat in Jeddah

Groepsportret van drie hadji's (hajs) uit Mandar (Sulawesi) in het Nederlandse Consulaat in Jeddah. De haj rechts houdt zijn pelgrimpas vast. <BR> <BR> In Jeddah concentreerde Snouck Hurgronje zich vooral op het portretteren van pelgrims afkomstig uit de verschillende eilanden van de Indonesische archipel. Alle hadji's werden gefotografeerd in het met natuurlijk daglicht overgoten binnenhof van het Nederlands Consulaat. Op de achtergrond van deze foto's zijn steeds dezelfde planten, ramen en vloerbekleding herkenbaar. Veelal maakte Snouck Hurgronje groepsportretten variërend in grootte van tussen de drie en de dertien personen. Vaak poseerden de pelgrims zittend of in hurkhouding met soms in hun handen hun pelgrimspas en staand op de achtergrond de uit Jeddah-afkomstige gidsen. De groep werd conform de plaatselijke hiërarchie gefotografeerd. Naast de 'grote' groepsportretten van Nederlands-Indische pelgrims maakte Snouck Hurgronje ook kleinere groepsportretten en portretten van de lokale Indische elite en vanuit andere landen afkomstige pelgrims zoals Marokko, Afghanistan en Tanzania.<BR> <BR> De fotosessies met de Nederlands-Indische pelgrims werden ook aangewend voor het verkrijgen van inlichtingen. In de gesprekken met de pelgrims concentreerde Snouck Hurgronje zich op het verkrijgen van zoveel mogelijk informatie over het religieuze leven in de plaatsen van herkomst. Hoe was het godsdienstonderwijs van de desbetreffende streek gestructureerd, welke leerboeken werden er gebruikt en wat waren de meningen van de hadji's ten opzichte van het islamitische recht? Het contact met de Nederlandse Indische pelgrims was niet uitsluitend eenrichtingsverkeer. Allerlei klachten aangaande het verscherpte beleid van de Nederlands-Indische regering werden geuit. Zo gaf de Sumatraanse Hadji Omar Garoet voorbeelden van anti-fanatisme maatregelen zoals het verbieden van bepaalde boeken die de plaatselijke resident had doorgevoerd. Waarschijnlijk was Snouck Hurgronje vooraf door de Nederlandse regering 'gebriefd' over potentieel verdachte pan-islamisten, want hij zag Omar Garoet in tegenstelling tot regeringsadviseur Carel Holle (1829-1896) niet als een fanaticus: 'door de Ind. Reg. (Holle) als een gevaarlijk man gesignaleerd was, maar overigens op mij volstrekt geen ongunstige indruk maakte'. <BR> <BR> In de pelgrimsportretten vielen twee van Snouck Hurgronje's interessegebieden samen: volkenkunde en koloniale politiek. Bij het portretteren van de Indische pelgrims stond niet het karakter van de individuele persoon centraal, maar het type waartoe zij behoorden. De individuele personen waren anonieme vertegenwoordigers van een bepaalde - in dit geval geografische - groep. Hier lag een heel raciaal denksysteem aan ten grondslag. In de negentiende eeuw ontwikkelde de volkenkunde zich tot een zelfstandige wetenschappelijke discipline. Naast het verzamelen van exotische voorwerpen, dieren en planten brachten wetenschappers na de uitvinding van de fotografie ook allerlei antropologische foto's van inheemse volkeren van over de hele wereld mee naar huis. Beïnvloed door Darwin's On the Origin of Species (1859) ontwikkelde de volkenkunde een evolutionistische beschavingsladder van verschillende culturen. Culturen zouden zich ontwikkelen van eenvoudig (primitief) naar steeds complexer (beschaafd). Antropologen probeerden deze oorspronkelijke inheemse culturen, voordat ze werden bedorven door de toenemende westerse expansiedrift, in hun 'oervorm' in kaart te brengen. (Van der Wal, 2010)<BR> <BR>

Groepsportret van hadji's (hajs) uit Mandar in het Nederlandse Consulaat in Jeddah

Groepsportret van drie hadji's (hajs) uit Mandar (Sulawesi) in het Nederlandse Consulaat in Jeddah. De haj rechts houdt zijn pelgrimpas vast. <BR> <BR> In Jeddah concentreerde Snouck Hurgronje zich vooral op het portretteren van pelgrims afkomstig uit de verschillende eilanden van de Indonesische archipel. Alle hadji's werden gefotografeerd in het met natuurlijk daglicht overgoten binnenhof van het Nederlands Consulaat. Op de achtergrond van deze foto's zijn steeds dezelfde planten, ramen en vloerbekleding herkenbaar. Veelal maakte Snouck Hurgronje groepsportretten variërend in grootte van tussen de drie en de dertien personen. Vaak poseerden de pelgrims zittend of in hurkhouding met soms in hun handen hun pelgrimspas en staand op de achtergrond de uit Jeddah-afkomstige gidsen. De groep werd conform de plaatselijke hiërarchie gefotografeerd. Naast de 'grote' groepsportretten van Nederlands-Indische pelgrims maakte Snouck Hurgronje ook kleinere groepsportretten en portretten van de lokale Indische elite en vanuit andere landen afkomstige pelgrims zoals Marokko, Afghanistan en Tanzania.<BR> <BR> De fotosessies met de Nederlands-Indische pelgrims werden ook aangewend voor het verkrijgen van inlichtingen. In de gesprekken met de pelgrims concentreerde Snouck Hurgronje zich op het verkrijgen van zoveel mogelijk informatie over het religieuze leven in de plaatsen van herkomst. Hoe was het godsdienstonderwijs van de desbetreffende streek gestructureerd, welke leerboeken werden er gebruikt en wat waren de meningen van de hadji's ten opzichte van het islamitische recht? Het contact met de Nederlandse Indische pelgrims was niet uitsluitend eenrichtingsverkeer. Allerlei klachten aangaande het verscherpte beleid van de Nederlands-Indische regering werden geuit. Zo gaf de Sumatraanse Hadji Omar Garoet voorbeelden van anti-fanatisme maatregelen zoals het verbieden van bepaalde boeken die de plaatselijke resident had doorgevoerd. Waarschijnlijk was Snouck Hurgronje vooraf door de Nederlandse regering 'gebriefd' over potentieel verdachte pan-islamisten, want hij zag Omar Garoet in tegenstelling tot regeringsadviseur Carel Holle (1829-1896) niet als een fanaticus: 'door de Ind. Reg. (Holle) als een gevaarlijk man gesignaleerd was, maar overigens op mij volstrekt geen ongunstige indruk maakte'. <BR> <BR> In de pelgrimsportretten vielen twee van Snouck Hurgronje's interessegebieden samen: volkenkunde en koloniale politiek. Bij het portretteren van de Indische pelgrims stond niet het karakter van de individuele persoon centraal, maar het type waartoe zij behoorden. De individuele personen waren anonieme vertegenwoordigers van een bepaalde - in dit geval geografische - groep. Hier lag een heel raciaal denksysteem aan ten grondslag. In de negentiende eeuw ontwikkelde de volkenkunde zich tot een zelfstandige wetenschappelijke discipline. Naast het verzamelen van exotische voorwerpen, dieren en planten brachten wetenschappers na de uitvinding van de fotografie ook allerlei antropologische foto's van inheemse volkeren van over de hele wereld mee naar huis. Beïnvloed door Darwin's On the Origin of Species (1859) ontwikkelde de volkenkunde een evolutionistische beschavingsladder van verschillende culturen. Culturen zouden zich ontwikkelen van eenvoudig (primitief) naar steeds complexer (beschaafd). Antropologen probeerden deze oorspronkelijke inheemse culturen, voordat ze werden bedorven door de toenemende westerse expansiedrift, in hun 'oervorm' in kaart te brengen. (Van der Wal, 2010)<BR> <BR>