Bridal tunic of embroidery with silver-gilt thread

Tuniek (qmajja kebira) van een huwelijkskostuum voor een bruid. De tuniek is versierd met gestileerde geometrische figuren in de geborduurde en geweven banden. Het geheel is zo stijf dat de bruid er nauwelijks in kon bewegen. Dit type kostuum is kenmerkend voor de stad Hammamet en werd daar in de 19e en begin 20e eeuw gedragen (Sethom 1969: 12). Vanaf de jaren 1950 verdwijnt het kostuum geleidelijk, deels omdat meer meisjes naar school gingen en daardoor minder interesse in borduurwerk hadden, deels doordat de materialen steeds schaarser werden (Sethom 1968: 110).<BR> <BR> Het complete kostuum bestaat uit tuniek met bijpassende broek en vestje, een hemd en hoofdtooi. Dit kostuum werd gedragen op de derde dag van het huwelijksritueel, de zogenaamde 'jelwa' dag, wanneer de bruid getoond wordt aan de familieleden, de huwelijkscontracten uitgewisseld worden en de inventaris van de bruidsschat opgemaakt. Tijdens haar eigen bruiloft droeg de bruid deze tuniek met de broek, hemd en hoofdtooi (Sethom 1968: 109). Het vestje droeg zij met de broek ook tijdens andere gelegenheden.<BR> <BR> Vervaardiging<BR> Geborduurde banden in verguld zilverdraad en pailletten wisselen af met geweven banden met verguld zilverdraad; deze laatste zijn heel flexibel, terwijl de eerste heel stijf zijn. De geweven en geborduurde banden zijn genaaid op een onderlaag; een onderkleed in katoen biedt bescherming tegen de eventuele uitstekende draden. Voor het borduurwerk werd de volgende methode gebruikt: rond een garendraad zijn achtereenvolgens een fijn papiertje en een platte vergulde zilverdraad (tal) gewikkeld.<BR> <BR> De tuniek is vervaardigd door een professionele naaister (ma'allema), doorgaans waren deze van joodse afkomst (Stone 1985: 137, 180). Het borduren werd doorgaans door de bruid zelf gedaan, soms met hulp van haar vrouwelijke familieleden. Een meisje was maanden of zelfs jaren achtereen bezig om haar uitzet voor de bruiloft te vervaardigen. Meisjes die niet konden of wilden borduren, besteedden dit uit aan een ma'allema (Sethom 1968: 101-2).

Bridal tunic of embroidery with silver-gilt thread

Tuniek (qmajja kebira) van een huwelijkskostuum voor een bruid. De tuniek is versierd met gestileerde geometrische figuren in de geborduurde en geweven banden. Het geheel is zo stijf dat de bruid er nauwelijks in kon bewegen. Dit type kostuum is kenmerkend voor de stad Hammamet en werd daar in de 19e en begin 20e eeuw gedragen (Sethom 1969: 12). Vanaf de jaren 1950 verdwijnt het kostuum geleidelijk, deels omdat meer meisjes naar school gingen en daardoor minder interesse in borduurwerk hadden, deels doordat de materialen steeds schaarser werden (Sethom 1968: 110).<BR> <BR> Het complete kostuum bestaat uit tuniek met bijpassende broek en vestje, een hemd en hoofdtooi. Dit kostuum werd gedragen op de derde dag van het huwelijksritueel, de zogenaamde 'jelwa' dag, wanneer de bruid getoond wordt aan de familieleden, de huwelijkscontracten uitgewisseld worden en de inventaris van de bruidsschat opgemaakt. Tijdens haar eigen bruiloft droeg de bruid deze tuniek met de broek, hemd en hoofdtooi (Sethom 1968: 109). Het vestje droeg zij met de broek ook tijdens andere gelegenheden.<BR> <BR> Vervaardiging<BR> Geborduurde banden in verguld zilverdraad en pailletten wisselen af met geweven banden met verguld zilverdraad; deze laatste zijn heel flexibel, terwijl de eerste heel stijf zijn. De geweven en geborduurde banden zijn genaaid op een onderlaag; een onderkleed in katoen biedt bescherming tegen de eventuele uitstekende draden. Voor het borduurwerk werd de volgende methode gebruikt: rond een garendraad zijn achtereenvolgens een fijn papiertje en een platte vergulde zilverdraad (tal) gewikkeld.<BR> <BR> De tuniek is vervaardigd door een professionele naaister (ma'allema), doorgaans waren deze van joodse afkomst (Stone 1985: 137, 180). Het borduren werd doorgaans door de bruid zelf gedaan, soms met hulp van haar vrouwelijke familieleden. Een meisje was maanden of zelfs jaren achtereen bezig om haar uitzet voor de bruiloft te vervaardigen. Meisjes die niet konden of wilden borduren, besteedden dit uit aan een ma'allema (Sethom 1968: 101-2).