Houten stoel met siersnijwerk uit de V.O.C.-tijd, aangepast aan de eisen van de nieuwe tijd

Deze stoel is een voorbeeld de latere aanpassingen van een oud meubel. De mooi gesneden sierlijsten zijn in de periode van 1650 t/m 1710 vervaardigd. Tussen 1850 en 1930, een periode van een herwaardering van de ‘oude’ ebbenhouten meubelen, is de stoel aangepast aan de wensen van de tijdgenoten. <BR> <BR> De oorspronkelijk spiraalvormige poten van deze stoel zijn vervangen door gedraaide balustervormige poten. Deze stoel is hierbij waarschijnlijk verhoogd. Hierdoor is de 'normale' Europese zithoogte verkregen. De hoogte van de stoel, was de aanleiding om deze stoel als kerkstoel aan te wijzen. (Van Gompel e.a. 2013, 95).<BR> <BR> Ook de zitting is nieuw, zowel het houten raam, als ook de rotan vlechting. Oorspronkelijk waren de sierlijsten van de stoel ook aan de bovenkant met siersnijwerk voorzien en zat het raam met de rotan vlechting direct op klossen in de hoeken van de sierlijsten. Het siersnijwerk aan de bovenkant van de sierlijst is verwijderd, zodat het raam met de zitting goed op de lijsten kan rusten. (Van Gompel e.a. 2013, 96). De balusters in de leuning zijn ook uit de nieuwere periode van 1850 tot 1930 (info Joost Hoving & Reinier Klusener, zie mediakoppeling TXT002487).<BR> <BR> Deze oude onderdelen van de stoel is zeer waarschijnlijk gemaakt van sandelhout en niet van ebben. Zeer waarschijnlijk is de donkerkleurige afwerking van de huidige stoel niet origineel, maar een latere toevoeging. Die deklaag had ten doel om de diverse ‘oude’ en ‘nieuwe’ houtsoorten van meubel op ebbenhout te laten lijken. De natuurlijke kleur van sandelhout was vroeger gewaardeerd en padoek- en sandelhout waren al toen prijzige houtsoorten. Hoving en Klusener denken dan ook dat die donkere afwerking ook van latere datum is. Zeker had die latere afwerking ook het doel om het gebruik van goedkoper hout voor de restauratie te verbergen (Van Gompel e.a. 2013, 39-40, 88-90).<BR> <BR> Van de Wall wijst in 1939 deze stoel aan als een zogenoemde ‘kerkstoel’ uit de tweede helft van de 17de eeuw. Zulke stoelen werden door slaven achter de meesteres naar de kerk gedragen, , een gebruik dat de Nederlanders van de Portugezen zouden hebben overgenomen. Een kerkstoel zou de sociale stand van de vrouw afspiegelen, hoe rijker versierd, des te groter haar welvaart (Van de Wall 1939, 84-85). Het fysieke onderzoek van de stoel heeft dus aangetoond dat deze stoel pas in 1850 of later die verschijningsvorm heeft gekregen en daarom vermoedelijk ook niet als 'kerkstoel' werd gebruikt.

Houten stoel met siersnijwerk uit de V.O.C.-tijd, aangepast aan de eisen van de nieuwe tijd

Deze stoel is een voorbeeld de latere aanpassingen van een oud meubel. De mooi gesneden sierlijsten zijn in de periode van 1650 t/m 1710 vervaardigd. Tussen 1850 en 1930, een periode van een herwaardering van de ‘oude’ ebbenhouten meubelen, is de stoel aangepast aan de wensen van de tijdgenoten. <BR> <BR> De oorspronkelijk spiraalvormige poten van deze stoel zijn vervangen door gedraaide balustervormige poten. Deze stoel is hierbij waarschijnlijk verhoogd. Hierdoor is de 'normale' Europese zithoogte verkregen. De hoogte van de stoel, was de aanleiding om deze stoel als kerkstoel aan te wijzen. (Van Gompel e.a. 2013, 95).<BR> <BR> Ook de zitting is nieuw, zowel het houten raam, als ook de rotan vlechting. Oorspronkelijk waren de sierlijsten van de stoel ook aan de bovenkant met siersnijwerk voorzien en zat het raam met de rotan vlechting direct op klossen in de hoeken van de sierlijsten. Het siersnijwerk aan de bovenkant van de sierlijst is verwijderd, zodat het raam met de zitting goed op de lijsten kan rusten. (Van Gompel e.a. 2013, 96). De balusters in de leuning zijn ook uit de nieuwere periode van 1850 tot 1930 (info Joost Hoving & Reinier Klusener, zie mediakoppeling TXT002487).<BR> <BR> Deze oude onderdelen van de stoel is zeer waarschijnlijk gemaakt van sandelhout en niet van ebben. Zeer waarschijnlijk is de donkerkleurige afwerking van de huidige stoel niet origineel, maar een latere toevoeging. Die deklaag had ten doel om de diverse ‘oude’ en ‘nieuwe’ houtsoorten van meubel op ebbenhout te laten lijken. De natuurlijke kleur van sandelhout was vroeger gewaardeerd en padoek- en sandelhout waren al toen prijzige houtsoorten. Hoving en Klusener denken dan ook dat die donkere afwerking ook van latere datum is. Zeker had die latere afwerking ook het doel om het gebruik van goedkoper hout voor de restauratie te verbergen (Van Gompel e.a. 2013, 39-40, 88-90).<BR> <BR> Van de Wall wijst in 1939 deze stoel aan als een zogenoemde ‘kerkstoel’ uit de tweede helft van de 17de eeuw. Zulke stoelen werden door slaven achter de meesteres naar de kerk gedragen, , een gebruik dat de Nederlanders van de Portugezen zouden hebben overgenomen. Een kerkstoel zou de sociale stand van de vrouw afspiegelen, hoe rijker versierd, des te groter haar welvaart (Van de Wall 1939, 84-85). Het fysieke onderzoek van de stoel heeft dus aangetoond dat deze stoel pas in 1850 of later die verschijningsvorm heeft gekregen en daarom vermoedelijk ook niet als 'kerkstoel' werd gebruikt.