Enkelvellige bekervormige trom

De trommel is een mannenattribuut bij uitstek. Men slaat met de vingers van één hand op het trommelvel of men gebruikt een stuk rotan wanneer men het instrument bespeelt in de prauw omdat er op die wijze meer geluid wordt geproduceerd. Om het slaginstrument te bespelen, wordt het bij het handvat vastgehouden of tussen de arm en de heup geklemd. Kamoro-trommels worden ook door middel van een koord om de hals en het bovenlichaam gehangen. Er wordt slechts één toon geproduceerd en tijdens feesten zijn er meerdere trommels waarmee men samen musiceert.<BR> <BR> Op de trommel is een met witte kleurstof gevuld motief te zien dat is opgebouwd uit inkervingen in driepuntige stervorm waarbij de 'vleugels' van de figuur uit ruiten bestaan, zoals die in de sculptuur van de Kamoro vaak voorkomen op de kaken van het antropomorfe gelaat. Deze vorm is als zelfstandig motief ook terug te vinden op weer andere objecten, zoals op het schepblad van de pagaai. In de kaware-mythe van Nokoro komt naar voren dat deze cultuurheld de 'vader' is van de sculptuur van de prauw, de ornamentatie op de boorden, de pagaaien en van de trommels. Dit gegeven kan erop duiden dat er een samenhang bestaat tussen deze verschillende kunstuitingen. <BR> <BR> <BR> <BR> Vervaardiging<BR> Het instrument wordt gemaakt van een segment van een boomstam. De harde houtsoort, die men ervoor gebruikt, heeft een oranje kern die zich naar verhouding makkelijk laat verwijderen. Trommels worden door specialisten met grote acuratesse vervaardigd en de motieven worden met zorg gesculpteerd.<BR> <BR> Het vel wordt vastgekleefd aan de bovenrand, die eerst wat ruw wordt gemaakt, met water bevochtigd en met een mengsel van kalk en bloed ingesmeerd. Met een ring van rotan zet men het vel definitief vast maar door de trommel te bespelen verslapt de spanning ervan en doorgaans dient men het na een half uur opnieuw op te spannen. Door de trommel bij het vuur te houden, krimpt het vel zodat de spanning bijgesteld wordt. Men kan stemmen door middel van bolletjes bijenwas, die veelal op het trommelvel worden gekleefd. Door de bijenwas kunnen ongewenste trillingen, die optreden nadat het op spanning is gebracht, worden verholpen. De trommel wordt in de rekken of aan de balk bij de vuurplaats bewaard. Dit beschermt tegen de insecten en zorgt, evenals de aanraking van het instrument door de bespeler, voor een patina.<BR> <BR> Tijdens de kaware- en kiawa-feesten worden veel trommels vervaardigd en Coenen (1963: 36,43-4, 47, 69) maakt melding van de trommelrite, eme-kata. De ceremonie begint met het omkappen van de titu-boom, waaruit de nieuwe ceremoniële trommels worden gemaakt. Van te voren heeft de dignitaris van de rite een boom uitgekozen. Onder zijn leiding trekken de mannen het woud in en maken ze gezamenlijk de plek vrij van de ondergroei om daarna de titu-boom met kalk te versieren. <BR> <BR>

Enkelvellige bekervormige trom

De trommel is een mannenattribuut bij uitstek. Men slaat met de vingers van één hand op het trommelvel of men gebruikt een stuk rotan wanneer men het instrument bespeelt in de prauw omdat er op die wijze meer geluid wordt geproduceerd. Om het slaginstrument te bespelen, wordt het bij het handvat vastgehouden of tussen de arm en de heup geklemd. Kamoro-trommels worden ook door middel van een koord om de hals en het bovenlichaam gehangen. Er wordt slechts één toon geproduceerd en tijdens feesten zijn er meerdere trommels waarmee men samen musiceert.<BR> <BR> Op de trommel is een met witte kleurstof gevuld motief te zien dat is opgebouwd uit inkervingen in driepuntige stervorm waarbij de 'vleugels' van de figuur uit ruiten bestaan, zoals die in de sculptuur van de Kamoro vaak voorkomen op de kaken van het antropomorfe gelaat. Deze vorm is als zelfstandig motief ook terug te vinden op weer andere objecten, zoals op het schepblad van de pagaai. In de kaware-mythe van Nokoro komt naar voren dat deze cultuurheld de 'vader' is van de sculptuur van de prauw, de ornamentatie op de boorden, de pagaaien en van de trommels. Dit gegeven kan erop duiden dat er een samenhang bestaat tussen deze verschillende kunstuitingen. <BR> <BR> <BR> <BR> Vervaardiging<BR> Het instrument wordt gemaakt van een segment van een boomstam. De harde houtsoort, die men ervoor gebruikt, heeft een oranje kern die zich naar verhouding makkelijk laat verwijderen. Trommels worden door specialisten met grote acuratesse vervaardigd en de motieven worden met zorg gesculpteerd.<BR> <BR> Het vel wordt vastgekleefd aan de bovenrand, die eerst wat ruw wordt gemaakt, met water bevochtigd en met een mengsel van kalk en bloed ingesmeerd. Met een ring van rotan zet men het vel definitief vast maar door de trommel te bespelen verslapt de spanning ervan en doorgaans dient men het na een half uur opnieuw op te spannen. Door de trommel bij het vuur te houden, krimpt het vel zodat de spanning bijgesteld wordt. Men kan stemmen door middel van bolletjes bijenwas, die veelal op het trommelvel worden gekleefd. Door de bijenwas kunnen ongewenste trillingen, die optreden nadat het op spanning is gebracht, worden verholpen. De trommel wordt in de rekken of aan de balk bij de vuurplaats bewaard. Dit beschermt tegen de insecten en zorgt, evenals de aanraking van het instrument door de bespeler, voor een patina.<BR> <BR> Tijdens de kaware- en kiawa-feesten worden veel trommels vervaardigd en Coenen (1963: 36,43-4, 47, 69) maakt melding van de trommelrite, eme-kata. De ceremonie begint met het omkappen van de titu-boom, waaruit de nieuwe ceremoniële trommels worden gemaakt. Van te voren heeft de dignitaris van de rite een boom uitgekozen. Onder zijn leiding trekken de mannen het woud in en maken ze gezamenlijk de plek vrij van de ondergroei om daarna de titu-boom met kalk te versieren. <BR> <BR>