Chasing copper

Het is op het eerste gezicht een tijdloos beeld. Een kopersmid bezig met een traditioneel ambacht waarvan de finesses van generatie op generatie worden overgedragen. Nadere beschouwing leidt tot een datering van de foto op deze prentbriefkaart: rondom 1910. De foto is niet gemaakt in de natuurlijke werkomgeving van de hoofdrolspeler, alles wijst op een bedrijfspresentatie op een bijzondere locatie. De foto past in een reeks die vermoedelijk gemaakt is op een pasar malam (jaarmarkt), waarbij demonstraties van kunstnijverheid werden gegeven. Dergelijke jaarmarkten werden vanaf 1905 door controleur Johan Ernst Jasper (1874-1945) in Surabaya en andere steden georganiseerd om een grotere afzetmarkt te creëren voor inheemse kunstnijverheidsproducten. Rond 1900 was een grotere belangstelling voor inheemse kunstnijverheid ontstaan. Dit raakte in een stroomversnelling na het afkondigen van de "ethische politiek", volgens welke Nederland een grotere verantwoordelijkheid moest nemen voor het welzijn van de koloniale bevolking. Ontwikkeling van de kunstnijverheid werd een van de middelen die werden ingezet om de economische positie van de inheemse bevolking te verbeteren. Een vergelijkbare foto met Sundanese hoedenvlechtsters (60011604 in de Tropenmuseum-collectie) werd in 1912 afgedrukt in het eerste deel van de vijfdelige reeks boeken De Inlandsche Kunstnijverheid in Nederlandsch Indië, resultaat van een technisch-artistiek onderzoek door Jasper en Mas Pirngadie (1875-1936) in opdracht van het koloniale bestuur. Omstreeks die tijd werd diezelfde foto door de Haarlemse firma Kleynenberg & Co uitgegeven als schoolplaat met de tekst: "Hoedenvlechten voor Europa, West-Java." Die stap naar de Europese markt werd ook gemaakt. Op de wereldtentoonstelling in Brussel een paar jaar eerder (1910) was de nijverheid van de inheemse bevolking voor het eerst doelbewust als kunstvorm aan het grote publiek gepresenteerd. Houtsnijders, matten- en hoedenvlechters, weefsters en batiksters uit Nederlands-Indië hadden ook hier hun nijverheidsshow gegeven. Verspreiding van dergelijke foto’s middels schoolplaten, prentbriefkaarten, een kwartetspel, tijdschriften en de afdrukken die we aantreffen in diverse fotoalbums, droeg bij aan popularisering van de kunstnijverheid en zorgde ervoor dat de demonstraties niet louter de blik van de bezoekers van de jaarmarkten bereikten. Op afstand werd meegekeken.<BR> <BR> Rob Jongmans

Chasing copper

Het is op het eerste gezicht een tijdloos beeld. Een kopersmid bezig met een traditioneel ambacht waarvan de finesses van generatie op generatie worden overgedragen. Nadere beschouwing leidt tot een datering van de foto op deze prentbriefkaart: rondom 1910. De foto is niet gemaakt in de natuurlijke werkomgeving van de hoofdrolspeler, alles wijst op een bedrijfspresentatie op een bijzondere locatie. De foto past in een reeks die vermoedelijk gemaakt is op een pasar malam (jaarmarkt), waarbij demonstraties van kunstnijverheid werden gegeven. Dergelijke jaarmarkten werden vanaf 1905 door controleur Johan Ernst Jasper (1874-1945) in Surabaya en andere steden georganiseerd om een grotere afzetmarkt te creëren voor inheemse kunstnijverheidsproducten. Rond 1900 was een grotere belangstelling voor inheemse kunstnijverheid ontstaan. Dit raakte in een stroomversnelling na het afkondigen van de "ethische politiek", volgens welke Nederland een grotere verantwoordelijkheid moest nemen voor het welzijn van de koloniale bevolking. Ontwikkeling van de kunstnijverheid werd een van de middelen die werden ingezet om de economische positie van de inheemse bevolking te verbeteren. Een vergelijkbare foto met Sundanese hoedenvlechtsters (60011604 in de Tropenmuseum-collectie) werd in 1912 afgedrukt in het eerste deel van de vijfdelige reeks boeken De Inlandsche Kunstnijverheid in Nederlandsch Indië, resultaat van een technisch-artistiek onderzoek door Jasper en Mas Pirngadie (1875-1936) in opdracht van het koloniale bestuur. Omstreeks die tijd werd diezelfde foto door de Haarlemse firma Kleynenberg & Co uitgegeven als schoolplaat met de tekst: "Hoedenvlechten voor Europa, West-Java." Die stap naar de Europese markt werd ook gemaakt. Op de wereldtentoonstelling in Brussel een paar jaar eerder (1910) was de nijverheid van de inheemse bevolking voor het eerst doelbewust als kunstvorm aan het grote publiek gepresenteerd. Houtsnijders, matten- en hoedenvlechters, weefsters en batiksters uit Nederlands-Indië hadden ook hier hun nijverheidsshow gegeven. Verspreiding van dergelijke foto’s middels schoolplaten, prentbriefkaarten, een kwartetspel, tijdschriften en de afdrukken die we aantreffen in diverse fotoalbums, droeg bij aan popularisering van de kunstnijverheid en zorgde ervoor dat de demonstraties niet louter de blik van de bezoekers van de jaarmarkten bereikten. Op afstand werd meegekeken.<BR> <BR> Rob Jongmans