A Jewish bride in Sana'a

Joodse bruid in feestelijke kleding en behangen met zilveren sieraden. Op haar hoofd draagt zij een zijden hoofdtooi met parels, tishbuk lulu (parelkroon) genaamd, die is versierd met onder andere bloemen. Rond de kin draagt ze een labbah-ketting (zie bijvoorbeeld TM-4256-2). Verder draagt ze een voorhoofdsieraad, slaaphangers, meerdere armbanden en vingerringen. Haar handen zijn versierd met henna. De meest opvallende sieraden zijn de vele kettingen met zilveren bolkralen (zie TM-5420-13). Deze waren vooral populair onder moslimvrouwen in Jemen. Joodse vrouwen droegen ze ook, meestal op hun bruiloft: bij voorkeur meerdere tegelijkertijd en toenemend qua omvang (Muchawski-Schnapper 2000: 92-93 en 146-147). Een mogelijke reden hiervoor is dat men op die speciale gelegenheid extra zegening (baraka) trachtte te ontlenen aan het dragen van sieraden die normaal gesproken door vrouwen uit de moslimgemeenschap werden gedragen: sieraden van ‘andere’ geloofsgemeenschappen zouden een zegenende meerwaarde hebben (Muchawski-Schnapper 2000: 118).<BR> <BR> Een Jemenitische bruiloft kon wel twee weken duren: zeven dagen voorafgaand en zeven dagen aansluitend aan de grote dag zelf. In de Joodse gemeenschap van San'a waren er uitgebreide hennaceremonies verdeeld over twee tot vier dagen, waarbij versieringen in henna op de handen, armen en voeten van de bruid werden aangebracht. Ook de bruidegom kreeg henna op zijn handen. Tijdens de festiviteiten was de bruid vaak zo zwaar behangen met zilveren sieraden dat zij nauwelijks kon bewegen. Op haar huwelijksdag werd de bruid aangekleed door een vrouw die gespecialiseerd was in de aankleding van bruiden. Om de kosten van het kostuum te beperken, nam deze kleedster vaak bepaalde onderdelen (waaronder sieraden) van het bruidskostuum mee, die zij voor de gelegenheid leende van andere families (Muchawski-Schnapper 2000: 92-93). Ook huurde men wel zilveren sieradensets bij zilversmeden. In de jaren vlak na de stichting van de staat Israël in 1948 migreerde vrijwel de gehele Joodse gemeenschap van San'a naar dit land. Daarmee kwam ook een eind aan deze tradities.

A Jewish bride in Sana'a

Joodse bruid in feestelijke kleding en behangen met zilveren sieraden. Op haar hoofd draagt zij een zijden hoofdtooi met parels, tishbuk lulu (parelkroon) genaamd, die is versierd met onder andere bloemen. Rond de kin draagt ze een labbah-ketting (zie bijvoorbeeld TM-4256-2). Verder draagt ze een voorhoofdsieraad, slaaphangers, meerdere armbanden en vingerringen. Haar handen zijn versierd met henna. De meest opvallende sieraden zijn de vele kettingen met zilveren bolkralen (zie TM-5420-13). Deze waren vooral populair onder moslimvrouwen in Jemen. Joodse vrouwen droegen ze ook, meestal op hun bruiloft: bij voorkeur meerdere tegelijkertijd en toenemend qua omvang (Muchawski-Schnapper 2000: 92-93 en 146-147). Een mogelijke reden hiervoor is dat men op die speciale gelegenheid extra zegening (baraka) trachtte te ontlenen aan het dragen van sieraden die normaal gesproken door vrouwen uit de moslimgemeenschap werden gedragen: sieraden van ‘andere’ geloofsgemeenschappen zouden een zegenende meerwaarde hebben (Muchawski-Schnapper 2000: 118).<BR> <BR> Een Jemenitische bruiloft kon wel twee weken duren: zeven dagen voorafgaand en zeven dagen aansluitend aan de grote dag zelf. In de Joodse gemeenschap van San'a waren er uitgebreide hennaceremonies verdeeld over twee tot vier dagen, waarbij versieringen in henna op de handen, armen en voeten van de bruid werden aangebracht. Ook de bruidegom kreeg henna op zijn handen. Tijdens de festiviteiten was de bruid vaak zo zwaar behangen met zilveren sieraden dat zij nauwelijks kon bewegen. Op haar huwelijksdag werd de bruid aangekleed door een vrouw die gespecialiseerd was in de aankleding van bruiden. Om de kosten van het kostuum te beperken, nam deze kleedster vaak bepaalde onderdelen (waaronder sieraden) van het bruidskostuum mee, die zij voor de gelegenheid leende van andere families (Muchawski-Schnapper 2000: 92-93). Ook huurde men wel zilveren sieradensets bij zilversmeden. In de jaren vlak na de stichting van de staat Israël in 1948 migreerde vrijwel de gehele Joodse gemeenschap van San'a naar dit land. Daarmee kwam ook een eind aan deze tradities.