Jonge bergpapoea van de Dèmstam kapt hout.

De foto is gemaakt tijdens de Amerikaans-Nederlandse Centraal Nieuw-Guinea Expeditie in 1926<BR> <BR> Werktuigen - Stenen Werktuigen (zie foto's 144 t/m 149)<BR> <BR> Stenen bijlen (Dem. = kiewiee, Awembieak. = iewie). Hiervan komt bij deze stammen slechts één soort voor, namelijk die, waarbij de stenen kling los wordt gestoken in een conisch gat, geboord in het knotsvormig verdikte uiteinde van den rechten, houten steel. De steene klingen zijn van zeer hard eruptief gesteente, over 't geheel lang van vorm en symmetrisch geslepen. Zij worden vervaardigd in de streken Wonosie en Welanakmo, gelegen in het bovenstroomgebied van de Nogolo, de uit het oosten komende, groote zijtak van de Rouffaerrivier. Van deze plaatsen uit worden de bijlen ruw behakt, over het geheele Nassaugebergte verhandeld. Op een slijpsteen worden de klingen zelf door de mannen geslepen en gepolijst. Al naar de grootte onderscheidt men mannen, vrouwen en kinderbijlen. De bijlen worden gebruikt bij het omhakken van bomen, splijten van planken voor huizenbouw, brandhouthakken, enz.<BR> <BR> Le Roux in: Papoeastammen van het Nassaugebergte. Getypte lijst van Ethnografica: Hoofdstuk V nr. 55<BR> <BR> Le Roux schrijft vanuit Explorateursbivak in zijn verslag van 17 september 1926C.C.F.M. Le Roux expeditie verslag (Nationaal Archief 2.20.34 inv.nr. 127): "De bevolking leeft nog geheel in het jongste steenen tijdperk. Tot de steenen werktuigen behooren in de eerste plaats de bijlen. Zij komen hier slechts in één vorm voor. De bewerkte steen wordt gestoken door een in het knotsvormig verdikt gedeelte van den houten steel geboord gat. De steenen klingen zijn van zeer hard gesteente, zwart groen van kleur. Zij zijn meest lang en vlak en aan beide zijden keurig symmetrisch geslepen en gepolijst. In doorsnede zijn ze ogief vormig. Men kan ze onderscheiden in mannen-, vrouwen- en kinderbijlen al naar gelang de grootte en zwaarte. ....... Het is verwonderlijk te zien met welk een zekerheid, handigheid en snelheid ze deze bijlen hanteren en tot zelfs dikke boomen vellen. Voorts bewerken zij er het hout mede noodig voor den bouw hunner huizen en het maken der zware houten paggers, die de tuinen omringen ter bescherming tegen de varkens. Andere steenen werktuigen zijn de aan beide zijden geslepen kleine steenen beitels en groote steenen dissels, deze laatste voor het oplijsten van hout. De vervaardigingen het gebruik dezer steenen werktuigen is een belangwekkend onderwerp voor studie, daar het licht kon geven in vele nog duistere punten in de geschiedenis van den voorhistorischen mensch. Wij zitten hier dan ook op een bijzonder gunstige plaats, Nieuw-Guinea is een terrein eenig in de wereld, waar zulk een studie nog is te maken. 't Is te hopen, dat wij de plek, waar de Ngo Injen wonen bereiken. Ik zal probeeren goede foto's van deze steen techniek te verkrigen". <BR>

Jonge bergpapoea van de Dèmstam kapt hout.

De foto is gemaakt tijdens de Amerikaans-Nederlandse Centraal Nieuw-Guinea Expeditie in 1926<BR> <BR> Werktuigen - Stenen Werktuigen (zie foto's 144 t/m 149)<BR> <BR> Stenen bijlen (Dem. = kiewiee, Awembieak. = iewie). Hiervan komt bij deze stammen slechts één soort voor, namelijk die, waarbij de stenen kling los wordt gestoken in een conisch gat, geboord in het knotsvormig verdikte uiteinde van den rechten, houten steel. De steene klingen zijn van zeer hard eruptief gesteente, over 't geheel lang van vorm en symmetrisch geslepen. Zij worden vervaardigd in de streken Wonosie en Welanakmo, gelegen in het bovenstroomgebied van de Nogolo, de uit het oosten komende, groote zijtak van de Rouffaerrivier. Van deze plaatsen uit worden de bijlen ruw behakt, over het geheele Nassaugebergte verhandeld. Op een slijpsteen worden de klingen zelf door de mannen geslepen en gepolijst. Al naar de grootte onderscheidt men mannen, vrouwen en kinderbijlen. De bijlen worden gebruikt bij het omhakken van bomen, splijten van planken voor huizenbouw, brandhouthakken, enz.<BR> <BR> Le Roux in: Papoeastammen van het Nassaugebergte. Getypte lijst van Ethnografica: Hoofdstuk V nr. 55<BR> <BR> Le Roux schrijft vanuit Explorateursbivak in zijn verslag van 17 september 1926C.C.F.M. Le Roux expeditie verslag (Nationaal Archief 2.20.34 inv.nr. 127): "De bevolking leeft nog geheel in het jongste steenen tijdperk. Tot de steenen werktuigen behooren in de eerste plaats de bijlen. Zij komen hier slechts in één vorm voor. De bewerkte steen wordt gestoken door een in het knotsvormig verdikt gedeelte van den houten steel geboord gat. De steenen klingen zijn van zeer hard gesteente, zwart groen van kleur. Zij zijn meest lang en vlak en aan beide zijden keurig symmetrisch geslepen en gepolijst. In doorsnede zijn ze ogief vormig. Men kan ze onderscheiden in mannen-, vrouwen- en kinderbijlen al naar gelang de grootte en zwaarte. ....... Het is verwonderlijk te zien met welk een zekerheid, handigheid en snelheid ze deze bijlen hanteren en tot zelfs dikke boomen vellen. Voorts bewerken zij er het hout mede noodig voor den bouw hunner huizen en het maken der zware houten paggers, die de tuinen omringen ter bescherming tegen de varkens. Andere steenen werktuigen zijn de aan beide zijden geslepen kleine steenen beitels en groote steenen dissels, deze laatste voor het oplijsten van hout. De vervaardigingen het gebruik dezer steenen werktuigen is een belangwekkend onderwerp voor studie, daar het licht kon geven in vele nog duistere punten in de geschiedenis van den voorhistorischen mensch. Wij zitten hier dan ook op een bijzonder gunstige plaats, Nieuw-Guinea is een terrein eenig in de wereld, waar zulk een studie nog is te maken. 't Is te hopen, dat wij de plek, waar de Ngo Injen wonen bereiken. Ik zal probeeren goede foto's van deze steen techniek te verkrigen". <BR>