Cloak made of pandanus fibres and decorated with red wool

Deze poncho is gevlochten uit pandanusblad en versierd met wol. Samoa staat bekend om zijn verfijnde vlechttechnieken met pandanusblad. Voor met weven begonnen kan worden moet het materiaal eerst geprepareerd worden. Eerst worden de getande randen en de centrale rib van het pandanusblad verwijderd. De matte onderzijde van het blad wordt eraf getrokken over een lengte van ongeveer 4 cm en de bladeren worden in de zon te drogen gelegd. Daarna worden ze in bundels gerold. De opgerolde bundels worden ingepakt in groene bladeren en een half uur lang opgewarmd in een oven. Het opwarmen zorgt ervoor dat de glimmende bovenlaag makkelijker verwijderd kan worden. Vervolgens worden de bladeren vastgezet in een vlecht en in de zee te bleken gehangen gedurende twee weken. Uiteindelijk worden de bladeren te drogen gelegd in de zon, wordt de onderzijde geschraapt om de overbodige vezels te verwijderen en worden ze in smallere stroken gespleten die gebruikt zullen worden om te weven. <BR> In de 18e en 19e eeuw werden gevlochten matten vaak versierd met hele waardevolle rode veren van een lokale vogelsoort (Coriphilus fringillaceus) of van een vogel uit Fiji (Lorius solitarius). Rode veren maakten deel uit van de handelsobjecten die mensen uit Samoa met mensen uit Fiji verhandelden. Vanaf de komst van de Europeanen in de 18e eeuw werden veren steeds meer vervangen door rode wol die makkelijk beschikbaar was. <BR> De ponchovorm werd geïntroduceerd uit Tahiti waar hooggeplaatste personen een boombastdoek in de vorm van een tiputa, een soort poncho droegen. In Polynesië werd alleen op Tahiti en de Cook-eilanden kleding gedragen die het hele lichaam bedekte. Dat viel in de smaak bij de Engelse zendelingen die alle bekeerlingen aanmoedigden om dit soort boombastdoeken te dragen. Toen de catechisten van Tahiti naar Samoa trokken om er het geloof te verkondigen, werd een tiputa gezien als teken dat de drager een goed christen was.<BR> <BR> This poncho-like cloak is braided from pandanus leaf and decorated with wool. Samoa is known for its refined pandanus (A genus of mondocots, a palm species) braiding techniques. Before weaving begins, the material needs to be prepared. First the serrated edges and central rib of the leaf was removed. The matt bottom side of the lead is pulled off and the leafs are put in the sun to dry, after which they are rolled into bundles. These are packed in green leafs and warmed in an oven for half an hour. This induces the shiny top layer to come loose. The leaves are then braided and hung in the sea for two weeks to bleach. Finally they are put in the sun to dry, the underside is scraped for surplus fibres and then they are split into small strips for weaving/braiding. <BR> In 18th and 19th century braided mats were often decorated with red feathers of a local species of of a Fijian bird. Red feathers were part of trade objects that Samoans traded with Fijians. Since the arrival of Europeans in the 18th century, feathers were replaced with red wool which was easily attainable. <BR> The poncho shape was introduced from Tahiti, where high placed persons wore a poncho-shaped bark cloth, a tiputa. In Polynesia, only in Tahiti and the Cook Islands people wore clothing that covered the whole body, to the approval of the English missionaries who encouraged all converts to wear these kinds of bark cloths. When catechists went to Samoa from Tahiti to proclaim Christianity, a tiputa was considered a sign of good faith. <BR>

Cloak made of pandanus fibres and decorated with red wool

Deze poncho is gevlochten uit pandanusblad en versierd met wol. Samoa staat bekend om zijn verfijnde vlechttechnieken met pandanusblad. Voor met weven begonnen kan worden moet het materiaal eerst geprepareerd worden. Eerst worden de getande randen en de centrale rib van het pandanusblad verwijderd. De matte onderzijde van het blad wordt eraf getrokken over een lengte van ongeveer 4 cm en de bladeren worden in de zon te drogen gelegd. Daarna worden ze in bundels gerold. De opgerolde bundels worden ingepakt in groene bladeren en een half uur lang opgewarmd in een oven. Het opwarmen zorgt ervoor dat de glimmende bovenlaag makkelijker verwijderd kan worden. Vervolgens worden de bladeren vastgezet in een vlecht en in de zee te bleken gehangen gedurende twee weken. Uiteindelijk worden de bladeren te drogen gelegd in de zon, wordt de onderzijde geschraapt om de overbodige vezels te verwijderen en worden ze in smallere stroken gespleten die gebruikt zullen worden om te weven. <BR> In de 18e en 19e eeuw werden gevlochten matten vaak versierd met hele waardevolle rode veren van een lokale vogelsoort (Coriphilus fringillaceus) of van een vogel uit Fiji (Lorius solitarius). Rode veren maakten deel uit van de handelsobjecten die mensen uit Samoa met mensen uit Fiji verhandelden. Vanaf de komst van de Europeanen in de 18e eeuw werden veren steeds meer vervangen door rode wol die makkelijk beschikbaar was. <BR> De ponchovorm werd geïntroduceerd uit Tahiti waar hooggeplaatste personen een boombastdoek in de vorm van een tiputa, een soort poncho droegen. In Polynesië werd alleen op Tahiti en de Cook-eilanden kleding gedragen die het hele lichaam bedekte. Dat viel in de smaak bij de Engelse zendelingen die alle bekeerlingen aanmoedigden om dit soort boombastdoeken te dragen. Toen de catechisten van Tahiti naar Samoa trokken om er het geloof te verkondigen, werd een tiputa gezien als teken dat de drager een goed christen was.<BR> <BR> This poncho-like cloak is braided from pandanus leaf and decorated with wool. Samoa is known for its refined pandanus (A genus of mondocots, a palm species) braiding techniques. Before weaving begins, the material needs to be prepared. First the serrated edges and central rib of the leaf was removed. The matt bottom side of the lead is pulled off and the leafs are put in the sun to dry, after which they are rolled into bundles. These are packed in green leafs and warmed in an oven for half an hour. This induces the shiny top layer to come loose. The leaves are then braided and hung in the sea for two weeks to bleach. Finally they are put in the sun to dry, the underside is scraped for surplus fibres and then they are split into small strips for weaving/braiding. <BR> In 18th and 19th century braided mats were often decorated with red feathers of a local species of of a Fijian bird. Red feathers were part of trade objects that Samoans traded with Fijians. Since the arrival of Europeans in the 18th century, feathers were replaced with red wool which was easily attainable. <BR> The poncho shape was introduced from Tahiti, where high placed persons wore a poncho-shaped bark cloth, a tiputa. In Polynesia, only in Tahiti and the Cook Islands people wore clothing that covered the whole body, to the approval of the English missionaries who encouraged all converts to wear these kinds of bark cloths. When catechists went to Samoa from Tahiti to proclaim Christianity, a tiputa was considered a sign of good faith. <BR>