IJzerhouten rustbank

Deze bank zou volgens de schenker uit de 'Portugese tijd' afkomstig zijn, vóór de verdrijving van de Portugezen door de V.O.C. uit het gebied van Indonesië in de 17de eeuw. Onderzoek door Van Gompel en Hoving & Klusener toonde echter aan dat de meeste onderdelen van dit meubel uit de periode van de late 19de en vroeg 20ste eeuw komen. Slechts de uiterste stijlen en de dwarsbalken van de bank worden door Hoving & Klusener als ‘authentiek’ beschouwd. In die tijd waren de oude ‘ebbenhouten’ meubelen weer heel populair en men begon die na te maken. Hierbij hergebruikte men ook onderdelen van oudere, misschien versleten meubelen (info Hoving & Klusener, 2013). <BR> <BR> Het komt voor dat tussen 1850 en 1930 geheel nieuwe meubels zijn geconstrueerd rond een enkele met snijwerk versierde stijl, regel of dwarsbalk. Bij deze bank zijn dit de uiterste stijlen en de dwarsbalken, waar de zitting op rust. De balken zijn ingekort, vroeger waren ze kennelijk onderdeel van een diepe rust- of ‘luijbank’. De stijlen zijn echter verlengd, zodat er een hoger meubel is ontstaan (Van Gompel 2013, 98). Het geheel is met een coating van bijenwas en schellak afgewerkt, om aan het meubel het uiterlijk van ebbenhout te geven (info Joost Hoving & Reinier Klusener, zie mediakoppelingen TXT002479, TXT002480 & TXT002500). Naar mijn idee moet deze zwarte coating ook maskeren, dat er oud en nieuw hout is gebruikt bij de 'reconstructie' van dit 'ebbenhouten' meubel.<BR> <BR> Het schijnt dat in de koloniën vaker oude meubels zijn verbouwd, dan in Nederland zelf. Mogelijk ligt dat aan de mobiele leefstijl van de eigenaren, aan het vroegere tekort aan meubels in Indonesië en aan de groei van een antiekmarkt. De relatief makkelijke manier van de meubelconstructie heeft bovendien het hergebruik van onderdelen bevorderd. (Van Gompel 2013, 94-95).

IJzerhouten rustbank

Deze bank zou volgens de schenker uit de 'Portugese tijd' afkomstig zijn, vóór de verdrijving van de Portugezen door de V.O.C. uit het gebied van Indonesië in de 17de eeuw. Onderzoek door Van Gompel en Hoving & Klusener toonde echter aan dat de meeste onderdelen van dit meubel uit de periode van de late 19de en vroeg 20ste eeuw komen. Slechts de uiterste stijlen en de dwarsbalken van de bank worden door Hoving & Klusener als ‘authentiek’ beschouwd. In die tijd waren de oude ‘ebbenhouten’ meubelen weer heel populair en men begon die na te maken. Hierbij hergebruikte men ook onderdelen van oudere, misschien versleten meubelen (info Hoving & Klusener, 2013). <BR> <BR> Het komt voor dat tussen 1850 en 1930 geheel nieuwe meubels zijn geconstrueerd rond een enkele met snijwerk versierde stijl, regel of dwarsbalk. Bij deze bank zijn dit de uiterste stijlen en de dwarsbalken, waar de zitting op rust. De balken zijn ingekort, vroeger waren ze kennelijk onderdeel van een diepe rust- of ‘luijbank’. De stijlen zijn echter verlengd, zodat er een hoger meubel is ontstaan (Van Gompel 2013, 98). Het geheel is met een coating van bijenwas en schellak afgewerkt, om aan het meubel het uiterlijk van ebbenhout te geven (info Joost Hoving & Reinier Klusener, zie mediakoppelingen TXT002479, TXT002480 & TXT002500). Naar mijn idee moet deze zwarte coating ook maskeren, dat er oud en nieuw hout is gebruikt bij de 'reconstructie' van dit 'ebbenhouten' meubel.<BR> <BR> Het schijnt dat in de koloniën vaker oude meubels zijn verbouwd, dan in Nederland zelf. Mogelijk ligt dat aan de mobiele leefstijl van de eigenaren, aan het vroegere tekort aan meubels in Indonesië en aan de groei van een antiekmarkt. De relatief makkelijke manier van de meubelconstructie heeft bovendien het hergebruik van onderdelen bevorderd. (Van Gompel 2013, 94-95).