Houten stoel, geassembleerd uit onderdelen van V.O.C.-meubelen

Deze stoel is een voorbeeld van latere verbouwingen die de oude V.O.C.-meubelen vaak hebben ondervonden. Vermoedelijk zijn in deze stoel onderdelen van twee verschillende stoelen uit de vroege V.O.C.-tijd (circa 1650-1710) verwerkt. De stoel zelf is geassembleerd tussen 1850 en 1930, een periode van een herwaardering en hergebruik van de 'oude' ebbenhouten meubelen. <BR> <BR> De rugleuning met de torsen en het onderstel met een aantal poten zijn beide in de V.O.C.-tijd zijn vervaardigd. De zitting met raam en vlechtwerk zijn uit die latere tijd. Ook zijn de schorten van de stoel (de lijsten net onder de zitting) verhoogd. (info Joost Hoving & Reinier Klusener, zie mediakoppeling TXT002487).<BR> <BR> In de koloniale tijd van de 19de en de vroege 20ste eeuw maakten de ebbenhouten meubels van de 17de eeuw een heropleving door. Men begon om opnieuw meubelen in die stijl van de 17de eeuw te maken. Vaak werden hierbij onderdelen van die oude meubelen in verwerkt; het komt voor dat een oude sierlijst een geheel nieuw meubel werd gebruikt. Bovendien werden die stijlen en sierlijsten van 17de-eeuwse meubelen verwerkt in meubelen die toen in die vorm helemaal niet bestonden. Uiteraard werden in die tijd ook oude meubelen veranderd en aangepast aan de eisen en voorstellingen van de toen ‘moderne’ tijd. <BR> <BR> Een van die voorstellingen was dat de oude V.O.C.-meubels van zwart ebbenhout waren. De nieuwe en 'gereconstrueerde' meubels werden met pigmenten, bijenwas en/of schellak afgewerkt. Hoewel de afwerklaag fysiek niet kan worden gedateerd, kan wel aangenomen worden dat de donkere afwerking van meubels van nieuwer datum is. Immers moest men naar mijn idee maskeren dat het nieuwe meubel van verschillende onderdelen en houtsoorten is gemaakt. Men kan zich afvragen om welk andere reden ze het mooie en waardevolle hout van de oude onderdelen hebben willen bedekken. Ten slotte was er die antiekmarkt in Jakarta, waar men enerzijds klaagde over al dat namaak-werk, en anderzijds niet aarzelde om via advertenties namaak-antiek aan te prijzen. (Van Gompel e.a. 2013, blz. 10-11, 75-76 en 87-92).<BR> <BR> Van de Wall wijst in 1939 deze stoel aan als een zogenoemde ‘kerkstoel’ uit de tweede helft van de 17de eeuw. Zulke stoelen werden door slaven achter de meesteres naar de kerk zijn gedragen, waar de vrouw des huize op ging zitten. Een kerkstoel zou de sociale stand van de dame afspiegelen, hoe rijker versierd, des te groter haar welvaart (Van de Wall 1939, 84-85). Het fysieke onderzoek van de stoel heeft dus aangetoond dat deze stoel pas in 1850 of later die verschijningsvorm heeft gekregen en daarom vermoedelijk ook niet als 'kerkstoel' werd gebruikt. Van der Wall is in zijn werk duidelijk in de traditie van verzamelaars en musea: alles categoriseren en indelen. In het boven aangehaalde werk heeft hij een heel lang hoofdstuk over de 'nomenclatuur van het meubel' (Van de Wall 1939, 61-150). Hiermee is niet gezegd dat hij het volledig mis had, echter: de wereld is weerbarstig en laat zich zo maar categoriseren, ook de wereld van het 'koloniale meubel' niet.

Houten stoel, geassembleerd uit onderdelen van V.O.C.-meubelen

Deze stoel is een voorbeeld van latere verbouwingen die de oude V.O.C.-meubelen vaak hebben ondervonden. Vermoedelijk zijn in deze stoel onderdelen van twee verschillende stoelen uit de vroege V.O.C.-tijd (circa 1650-1710) verwerkt. De stoel zelf is geassembleerd tussen 1850 en 1930, een periode van een herwaardering en hergebruik van de 'oude' ebbenhouten meubelen. <BR> <BR> De rugleuning met de torsen en het onderstel met een aantal poten zijn beide in de V.O.C.-tijd zijn vervaardigd. De zitting met raam en vlechtwerk zijn uit die latere tijd. Ook zijn de schorten van de stoel (de lijsten net onder de zitting) verhoogd. (info Joost Hoving & Reinier Klusener, zie mediakoppeling TXT002487).<BR> <BR> In de koloniale tijd van de 19de en de vroege 20ste eeuw maakten de ebbenhouten meubels van de 17de eeuw een heropleving door. Men begon om opnieuw meubelen in die stijl van de 17de eeuw te maken. Vaak werden hierbij onderdelen van die oude meubelen in verwerkt; het komt voor dat een oude sierlijst een geheel nieuw meubel werd gebruikt. Bovendien werden die stijlen en sierlijsten van 17de-eeuwse meubelen verwerkt in meubelen die toen in die vorm helemaal niet bestonden. Uiteraard werden in die tijd ook oude meubelen veranderd en aangepast aan de eisen en voorstellingen van de toen ‘moderne’ tijd. <BR> <BR> Een van die voorstellingen was dat de oude V.O.C.-meubels van zwart ebbenhout waren. De nieuwe en 'gereconstrueerde' meubels werden met pigmenten, bijenwas en/of schellak afgewerkt. Hoewel de afwerklaag fysiek niet kan worden gedateerd, kan wel aangenomen worden dat de donkere afwerking van meubels van nieuwer datum is. Immers moest men naar mijn idee maskeren dat het nieuwe meubel van verschillende onderdelen en houtsoorten is gemaakt. Men kan zich afvragen om welk andere reden ze het mooie en waardevolle hout van de oude onderdelen hebben willen bedekken. Ten slotte was er die antiekmarkt in Jakarta, waar men enerzijds klaagde over al dat namaak-werk, en anderzijds niet aarzelde om via advertenties namaak-antiek aan te prijzen. (Van Gompel e.a. 2013, blz. 10-11, 75-76 en 87-92).<BR> <BR> Van de Wall wijst in 1939 deze stoel aan als een zogenoemde ‘kerkstoel’ uit de tweede helft van de 17de eeuw. Zulke stoelen werden door slaven achter de meesteres naar de kerk zijn gedragen, waar de vrouw des huize op ging zitten. Een kerkstoel zou de sociale stand van de dame afspiegelen, hoe rijker versierd, des te groter haar welvaart (Van de Wall 1939, 84-85). Het fysieke onderzoek van de stoel heeft dus aangetoond dat deze stoel pas in 1850 of later die verschijningsvorm heeft gekregen en daarom vermoedelijk ook niet als 'kerkstoel' werd gebruikt. Van der Wall is in zijn werk duidelijk in de traditie van verzamelaars en musea: alles categoriseren en indelen. In het boven aangehaalde werk heeft hij een heel lang hoofdstuk over de 'nomenclatuur van het meubel' (Van de Wall 1939, 61-150). Hiermee is niet gezegd dat hij het volledig mis had, echter: de wereld is weerbarstig en laat zich zo maar categoriseren, ook de wereld van het 'koloniale meubel' niet.