Houten beeld, voorstellende een kop van een mythische slang, onderdeel van verbrandingstoren

Op deze kop van een mythische slang (Nananta-bogha) is een onderdeel van de verbrandingstoren (628-1) geweest. Een verbrandingstoren wordt gebruikt voor het overbrengen van het stoffelijk overschot van een hoog geplaatste balinees naar de verbrandingsplaats (Sama).<BR> Bij het karnen van de wereldzee door de goden en demonen dienden de wereldberg (Mandara) tot karnstok, de slang (Wasuki) tot karntouw en de schildpad (een incarnatie van Vishnu) tot stut voor de berg.<BR> Hoewel dit mythische verhaal niet meer bij alle balinezen bekend is, heeft de voorstelling van de door slangen omslingerde schildpad als dragende kracht nog algemeen stand gehouden. Vooral bij verbrandingstorens wordt dit symbool nog vaak gebruikt.<BR> Balinezen geloven in reïncarnatie. Om de reïncarnatie mogelijk te maken moet de overledene gecremeerd worden. Aangezien een crematie veel tijd en geld kost wordt de overledene vaak eerst tijdelijk begraven, totdat de crematie plaats kan vinden. Op de dag van de crematie vindt er een processie plaats waarbij het stoffelijke overschot in een verbrandingstoren, omringd door rituele voorwerpen en offers, wordt vervoerd. In de verbrandingstoren is de Balinese kosmos symbolisch weergegeven. Het bovenste gedeelte (pagode) van de verbrandingstoren is een voorstelling van de hemel, die in verschillende afdelingen verdeeld is. Het aantal daken is afhankelijk van de hoogte van de kaste van de overledene. Het paviljoen onder de pagode bevat de stoffelijke resten van de overledene. Het middendeel is versierd met een mythische vogel, Garuda, die de ziel naar de hemel vervoert. De monsterkoppen (Bhoma) stellen de aardgeesten voor. Het geheel, de wereld ofwel wereldberg (Mandara) voorstellende, wordt gedragen door een schildpad (Badawang). Hij is omstrengeld door de slang die de wereldzee symboliseert (Ananta-bhoga). Zowel de schildpad als de slang zijn dieren van de onderwereld. <BR> Op de begraafplaats wordt het lijk (of de resten ervan) uit de toren gehaald en in de lijkkist in de vorm van een mythisch dier, zoals een stier, gelegd. In de kist worden geloofsbrieven voor de goden, doeken en beeldjes gelegd. De kist staat op een estrade (podium) van hout of bamboe. Bij de kist worden offers geplaatst waarna de kist met estrade in brand gestoken wordt. De verbrandingstoren wordt apart verbrand. De verbrandingsresten worden in een kokosdop gedaan en naar de rivier of zee gedragen en te water gelaten. Drie en twaalf dagen na de crematie worden er nog rituelen uitgevoerd om onder andere de ziel van de overledene te zuiveren. <BR>

Houten beeld, voorstellende een kop van een mythische slang, onderdeel van verbrandingstoren

Op deze kop van een mythische slang (Nananta-bogha) is een onderdeel van de verbrandingstoren (628-1) geweest. Een verbrandingstoren wordt gebruikt voor het overbrengen van het stoffelijk overschot van een hoog geplaatste balinees naar de verbrandingsplaats (Sama).<BR> Bij het karnen van de wereldzee door de goden en demonen dienden de wereldberg (Mandara) tot karnstok, de slang (Wasuki) tot karntouw en de schildpad (een incarnatie van Vishnu) tot stut voor de berg.<BR> Hoewel dit mythische verhaal niet meer bij alle balinezen bekend is, heeft de voorstelling van de door slangen omslingerde schildpad als dragende kracht nog algemeen stand gehouden. Vooral bij verbrandingstorens wordt dit symbool nog vaak gebruikt.<BR> Balinezen geloven in reïncarnatie. Om de reïncarnatie mogelijk te maken moet de overledene gecremeerd worden. Aangezien een crematie veel tijd en geld kost wordt de overledene vaak eerst tijdelijk begraven, totdat de crematie plaats kan vinden. Op de dag van de crematie vindt er een processie plaats waarbij het stoffelijke overschot in een verbrandingstoren, omringd door rituele voorwerpen en offers, wordt vervoerd. In de verbrandingstoren is de Balinese kosmos symbolisch weergegeven. Het bovenste gedeelte (pagode) van de verbrandingstoren is een voorstelling van de hemel, die in verschillende afdelingen verdeeld is. Het aantal daken is afhankelijk van de hoogte van de kaste van de overledene. Het paviljoen onder de pagode bevat de stoffelijke resten van de overledene. Het middendeel is versierd met een mythische vogel, Garuda, die de ziel naar de hemel vervoert. De monsterkoppen (Bhoma) stellen de aardgeesten voor. Het geheel, de wereld ofwel wereldberg (Mandara) voorstellende, wordt gedragen door een schildpad (Badawang). Hij is omstrengeld door de slang die de wereldzee symboliseert (Ananta-bhoga). Zowel de schildpad als de slang zijn dieren van de onderwereld. <BR> Op de begraafplaats wordt het lijk (of de resten ervan) uit de toren gehaald en in de lijkkist in de vorm van een mythisch dier, zoals een stier, gelegd. In de kist worden geloofsbrieven voor de goden, doeken en beeldjes gelegd. De kist staat op een estrade (podium) van hout of bamboe. Bij de kist worden offers geplaatst waarna de kist met estrade in brand gestoken wordt. De verbrandingstoren wordt apart verbrand. De verbrandingsresten worden in een kokosdop gedaan en naar de rivier of zee gedragen en te water gelaten. Drie en twaalf dagen na de crematie worden er nog rituelen uitgevoerd om onder andere de ziel van de overledene te zuiveren. <BR>