Een kleed voor een Peranakan (Indo-Chinees) voorouderaltaar binnenshuis, in vele kleuren gebatikt: bordeauxrood, rood, groen, blauw en geel op wit, in twee delen verdeeld door borders. Het bovenste deel is 1/3 van het onderste deel en bevat dieren, waaronder herten, symbolen van voorouders, en bloempotten (Heringa, 1996). Het onderste grotere deel heeft in het midden een grotere kilin, met daarnaast aan elke kant nog twee kleinere. Boven hen vliegen vier siervogels, feniks of paradijsvogels. In de Chinese volkskunst hebben decoraties altijd een betekenis. De feniks (die later de paradijsvogel werd) representeert de zomer, de oogst, welvaart en een lang leven. Een vliegende feniks verwijst naar vrouwelijkheid en vruchtbaarheid, terwijl een staande feniks een mannelijke connotatie heeft, waaronder voortplanting. De feniks is een symbool bij uitstek voor huwelijken. De kilin is een mythisch dier dat uit verschillende dieren is samengesteld; het heeft schubben, hoeven en soms een hoorn (als het mannelijk is). In het confucianisme is het een goed voorteken en beschermt en brengt geluk, welvaart en een lang leven (Duggan, 2001). De vele kleuren, en vooral rood, wijzen op een feestelijke gebeurtenis (Heringa, 1996).