Langhalsluit met een snaar

De eensnarige luit (rabab) is een belangrijk instrument in een Berbermuziekstijl die "raiss" wordt genoemd en afkomstig is uit de Anti-Atlas en Sous-vallei. De luit wordt met behulp van een gebogen, halvemaanvormige, houten strijkstok bespeeld (5063-1b). Het instrument wordt met behulp van een koord om de schouders gehangen en met de strijkstok bespeeld net als een viool. De basis van deze muziekstijl wordt gevormd door een klein orkest bestaand uit een zestal leden dat onder leiding van een rais (meester, meervoud rouais) staat die dit instrument zelf bespeelt en vaak ook de zanger van de groep is. Soms wordt deze rol door een vrouw vervuld, zij wordt dan de tarayst genoemd. Naast de rabab bestaan de instrumenten van dit gezelschap uit twee lotars (snaarinstrumenten), een nakoes (ijzeren kast waarop met twee ijzeren staafjes wordt geslagen) en een trommel (tallount) als percussieinstrument.<BR> <BR> Vervaardiging<BR> Eensnarige luit waarvan de houten hals op vier plaatsen met metalen plaatjes versierd is en die met koperen sierspijkers zijn vastgezet; ook op de rest van de hals zitten zulke sierspijkers. De hals is groen geverfd, de stemp is rood en naturelkleurig. Vanaf de stemp loopt de snaar langs de hals (en niet óver de hals, zoals gebruikelijk) naar metalen ring die even boven de kam 'hangt'; de andere kant van de ring is verbonden met het uiteinde (de spies) dat met behulp van een roze plastic draad die over de kam loopt. De snaar wordt met behulp van een leren bandje naar de hals toegetrokken. Het is een zogenaamd: 'spiesluit', omdat de hals door de klankkast heengaat en er aan de andere kant weer uitkomt. De houten klankkast is bekleed met schapenvel die met de hand genaaid is.<BR> <BR>

Langhalsluit met een snaar

De eensnarige luit (rabab) is een belangrijk instrument in een Berbermuziekstijl die "raiss" wordt genoemd en afkomstig is uit de Anti-Atlas en Sous-vallei. De luit wordt met behulp van een gebogen, halvemaanvormige, houten strijkstok bespeeld (5063-1b). Het instrument wordt met behulp van een koord om de schouders gehangen en met de strijkstok bespeeld net als een viool. De basis van deze muziekstijl wordt gevormd door een klein orkest bestaand uit een zestal leden dat onder leiding van een rais (meester, meervoud rouais) staat die dit instrument zelf bespeelt en vaak ook de zanger van de groep is. Soms wordt deze rol door een vrouw vervuld, zij wordt dan de tarayst genoemd. Naast de rabab bestaan de instrumenten van dit gezelschap uit twee lotars (snaarinstrumenten), een nakoes (ijzeren kast waarop met twee ijzeren staafjes wordt geslagen) en een trommel (tallount) als percussieinstrument.<BR> <BR> Vervaardiging<BR> Eensnarige luit waarvan de houten hals op vier plaatsen met metalen plaatjes versierd is en die met koperen sierspijkers zijn vastgezet; ook op de rest van de hals zitten zulke sierspijkers. De hals is groen geverfd, de stemp is rood en naturelkleurig. Vanaf de stemp loopt de snaar langs de hals (en niet óver de hals, zoals gebruikelijk) naar metalen ring die even boven de kam 'hangt'; de andere kant van de ring is verbonden met het uiteinde (de spies) dat met behulp van een roze plastic draad die over de kam loopt. De snaar wordt met behulp van een leren bandje naar de hals toegetrokken. Het is een zogenaamd: 'spiesluit', omdat de hals door de klankkast heengaat en er aan de andere kant weer uitkomt. De houten klankkast is bekleed met schapenvel die met de hand genaaid is.<BR> <BR>