Stenen Indo-Javaans beeld van de Hindoe godin Durga die de Buffel-demon verslaat

De Godin Durga<BR> <BR> Dit is een beeld van de godin Durga, de Ongenaakbare, haar voorstellende in haar overwinning, sakti. Ze is de gepersonifieerde energie van de god Shiva, in zijn aspect van de vernietiger en schepper van deze wereld. <BR> Ze staat op een buffel met naast zich een demon. De oude Indiase verhalen Markandeya Purana en Matsya Purana vertellen van de strijd van de goden, onder aanvoering van de god Indra met de Asura-demonen, die worden geleid door hun Koning Mahisha. Nadat de goden verslagen waren, wilde Mahisa over de hemel gaan heersen. De goden zochten onder leiding van de god Brahma, hulp bij de goden Vishnu en Shiva. Uit hun gezamenlijke toorn werd de godin Durga geboren. Vervolgens voorzagen alle goden haar van een wapen, waarmee zij het leger van de demonen te lijf ging. Dat is een van de redenen waarom afbeeldingen van de godin vier tot tien armen hebben, ofschoon acht het meest voorkomende aantal is. Ze kan de volgende wapens dragen: drietand (trisula), zwaard (khadga), mes, dolk, knots, bijl, werprad (chakra), worgkoord, pijl (shara), boog (dhanu), schelp (shangka), donderkeil (vajra), slang (sarpa) en schild (khetaka). Dit beeld van de godin heeft in haar voorste rechterhand, die ze voor haar middel houdt, een onbekend voorwerp. Dit is mogelijk afgebroken. Dan heeft ze in haar tweede rechterhand een werprad, dan een zwaard en tot slot de staart van de buffel. In haar linkerhand heeft ze de schelp, een bijl, een boog en met haar onderste linkerhand trekt ze de demon aan de haren uit de kop van de buffel. De demon heeft in zijn hand een knots, evenals de demon van de Durga van Prambanan. De hoofdtooi van de godin is hoog en ze is getooid met allerlei sieraden op de voeten, polsen, bovenarmen, middel, hals en hoofd. Op dit beeld zijn sporen van rode verf te zien. Het is niet waarschijnlijk dat dit oorspronkelijke verf is geweest. Achter haar hoofd heeft dit beeld een stralenkrans. <BR> <BR> In de strijd viel Durga de demonenkoning Mahisha aan, die de gedaante van een buffel had aangenomen en terwijl ze op de buffel stond, doodde ze hem door een dodelijke wond in de hals toe te brengen. Daarna nam hij zijn oorspronkelijke gedaante weer aan, kwam uit de kop van de buffel tevoorschijn en werd door haar doodgemaakt. Daarom luidt haar officiële naam Durga Mahishasuramardini, de vernietigster van Mahisha (de stierdemon). Het gedode dier ligt gewoonlijk met zijn kop naar links. <BR> <BR> Deze godin was erg populair, wat blijkt uit het aantal van 135 aangetroffen beelden van haar uit de Indo-Javaanse periode. Waar deze versie van Durga afkomstig is, is niet bekend. Als het in een tempel heeft gestaan, is het in de noordelijke kamer van een tempel.<BR> <BR> De Indiase versies van Durga laten haar zien in strijd met de buffel en bij die beelden ontbreekt de demon. Bij de Javaanse versie, heeft zij al gewonnen en is de buffel in combinatie met de demon te zien, die uit het hoofd van de buffel is getrokken. <BR> <BR> <BR> Verschillen tussen Midden- en Oost-Javaanse beeldhouwkunst<BR> De Midden-Javaanse beeldhouwer hield van gebogen lijnen en stevige figuren. Bij de Midden-Javaanse beelden werden Indiase artistieke conventies gedeeltelijk wel gehandhaafd, zoals de vloeiende gebogen lijnen van de contour, het stevige lichaam, de verfijnde en gedetailleerde weergave van versieringen, de halfgesloten ogen en het dunne gewaad of lendendoek. Dit beeld is daar een goed voorbeeld van; de heupdoek valt dun om haar rechte benen. Haar heupen staan niet recht onder haar torso, maar maken een golvende beweging. <BR> De Oost-Javaanse beeldhouwer hield juist van hoekige lijnen en slanke, ranke en sierlijke figuren. Zo is de lijn van de schouders in Oost-Java vrij recht en lijken de schouders er aan te hangen. De meeste Durga’s staan met hun benen bij elkaar, omdat een Javaanse vrouw volgens traditionele normen niet wijdbeens mag staan. <BR> <BR> Verschillen tussen Javaanse en Indiase beeldhouwkunst<BR> In de Javaanse beeldhouwkunst waren de menselijke figuren, niet zo voluptueus als in de Indiase beeldhouwkunst. Er wordt verondersteld dat de Indonesische beeldhouwkunst van voor de opkomst van de Indo-Javaanse kunst, zich kenmerkte door eenvoudige ontwerpen, hoekige lijnen en stijve houdingen. <BR> Bij Javaanse beelden vertonen de verschillende lichaamsdelen samen een eenheid, omdat de verbinding tussen de verschillende delen niet geaccentueerd werd, in tegenstelling tot de Indiase beelden, waarbij dat juist wel gebeurde. Bij Javaanse beelden zijn de benen bijvoorbeeld één met de romp. <BR> <BR> A.J. Bernet Kempers, 1959<BR> Jan Fontein, 1990<BR> N.J. Krom, 1920<BR> Edi Setyawati, 1990<BR> <BR>

Stenen Indo-Javaans beeld van de Hindoe godin Durga die de Buffel-demon verslaat

De Godin Durga<BR> <BR> Dit is een beeld van de godin Durga, de Ongenaakbare, haar voorstellende in haar overwinning, sakti. Ze is de gepersonifieerde energie van de god Shiva, in zijn aspect van de vernietiger en schepper van deze wereld. <BR> Ze staat op een buffel met naast zich een demon. De oude Indiase verhalen Markandeya Purana en Matsya Purana vertellen van de strijd van de goden, onder aanvoering van de god Indra met de Asura-demonen, die worden geleid door hun Koning Mahisha. Nadat de goden verslagen waren, wilde Mahisa over de hemel gaan heersen. De goden zochten onder leiding van de god Brahma, hulp bij de goden Vishnu en Shiva. Uit hun gezamenlijke toorn werd de godin Durga geboren. Vervolgens voorzagen alle goden haar van een wapen, waarmee zij het leger van de demonen te lijf ging. Dat is een van de redenen waarom afbeeldingen van de godin vier tot tien armen hebben, ofschoon acht het meest voorkomende aantal is. Ze kan de volgende wapens dragen: drietand (trisula), zwaard (khadga), mes, dolk, knots, bijl, werprad (chakra), worgkoord, pijl (shara), boog (dhanu), schelp (shangka), donderkeil (vajra), slang (sarpa) en schild (khetaka). Dit beeld van de godin heeft in haar voorste rechterhand, die ze voor haar middel houdt, een onbekend voorwerp. Dit is mogelijk afgebroken. Dan heeft ze in haar tweede rechterhand een werprad, dan een zwaard en tot slot de staart van de buffel. In haar linkerhand heeft ze de schelp, een bijl, een boog en met haar onderste linkerhand trekt ze de demon aan de haren uit de kop van de buffel. De demon heeft in zijn hand een knots, evenals de demon van de Durga van Prambanan. De hoofdtooi van de godin is hoog en ze is getooid met allerlei sieraden op de voeten, polsen, bovenarmen, middel, hals en hoofd. Op dit beeld zijn sporen van rode verf te zien. Het is niet waarschijnlijk dat dit oorspronkelijke verf is geweest. Achter haar hoofd heeft dit beeld een stralenkrans. <BR> <BR> In de strijd viel Durga de demonenkoning Mahisha aan, die de gedaante van een buffel had aangenomen en terwijl ze op de buffel stond, doodde ze hem door een dodelijke wond in de hals toe te brengen. Daarna nam hij zijn oorspronkelijke gedaante weer aan, kwam uit de kop van de buffel tevoorschijn en werd door haar doodgemaakt. Daarom luidt haar officiële naam Durga Mahishasuramardini, de vernietigster van Mahisha (de stierdemon). Het gedode dier ligt gewoonlijk met zijn kop naar links. <BR> <BR> Deze godin was erg populair, wat blijkt uit het aantal van 135 aangetroffen beelden van haar uit de Indo-Javaanse periode. Waar deze versie van Durga afkomstig is, is niet bekend. Als het in een tempel heeft gestaan, is het in de noordelijke kamer van een tempel.<BR> <BR> De Indiase versies van Durga laten haar zien in strijd met de buffel en bij die beelden ontbreekt de demon. Bij de Javaanse versie, heeft zij al gewonnen en is de buffel in combinatie met de demon te zien, die uit het hoofd van de buffel is getrokken. <BR> <BR> <BR> Verschillen tussen Midden- en Oost-Javaanse beeldhouwkunst<BR> De Midden-Javaanse beeldhouwer hield van gebogen lijnen en stevige figuren. Bij de Midden-Javaanse beelden werden Indiase artistieke conventies gedeeltelijk wel gehandhaafd, zoals de vloeiende gebogen lijnen van de contour, het stevige lichaam, de verfijnde en gedetailleerde weergave van versieringen, de halfgesloten ogen en het dunne gewaad of lendendoek. Dit beeld is daar een goed voorbeeld van; de heupdoek valt dun om haar rechte benen. Haar heupen staan niet recht onder haar torso, maar maken een golvende beweging. <BR> De Oost-Javaanse beeldhouwer hield juist van hoekige lijnen en slanke, ranke en sierlijke figuren. Zo is de lijn van de schouders in Oost-Java vrij recht en lijken de schouders er aan te hangen. De meeste Durga’s staan met hun benen bij elkaar, omdat een Javaanse vrouw volgens traditionele normen niet wijdbeens mag staan. <BR> <BR> Verschillen tussen Javaanse en Indiase beeldhouwkunst<BR> In de Javaanse beeldhouwkunst waren de menselijke figuren, niet zo voluptueus als in de Indiase beeldhouwkunst. Er wordt verondersteld dat de Indonesische beeldhouwkunst van voor de opkomst van de Indo-Javaanse kunst, zich kenmerkte door eenvoudige ontwerpen, hoekige lijnen en stijve houdingen. <BR> Bij Javaanse beelden vertonen de verschillende lichaamsdelen samen een eenheid, omdat de verbinding tussen de verschillende delen niet geaccentueerd werd, in tegenstelling tot de Indiase beelden, waarbij dat juist wel gebeurde. Bij Javaanse beelden zijn de benen bijvoorbeeld één met de romp. <BR> <BR> A.J. Bernet Kempers, 1959<BR> Jan Fontein, 1990<BR> N.J. Krom, 1920<BR> Edi Setyawati, 1990<BR> <BR>