Bronzen beeld van Hanuman, gebruikt op huisaltaren

Hanuman is de aanvoerder van het apenleger dat Rama helpt bij het terughalen van zijn vrouw Sita.<BR> Het Ramayana-verhaal is in het kort als volgt: de god Vishnu incarneert als prins Rama om de aarde te redden van een groot dreigend gevaar in de persoon van Ravana, de demonenkoning van Lanka (huidge Sri Lanka). <BR> Rama huwt Sita, dochter van koning Janaka. Rama's vader, Dasharatha wil zijn oudste zoon, Rama, tot koning kronen, maar een van Dasaratha's drie vrouwen voorkomt dit, zich beroepend op een oude belofte van haar echtgenoot, en zorgt ervoor dat haar zoon Bharat wordt gekroond. Rama wordt verbannen. Met Sita en zijn halfbroer Lakshmana vetrekt Rama naar het woud, waar Sita wordt ontvoerd door de demonenkoning Ravana. Beide broers gaan haar zoeken. Onderweg komen ze de apenkoning Sugriva tegen, die zij helpen. Sugriva biedt als dank zijn apenleger aan onder leiding van Hanuman. Hanuman weet Sita te vinden op het eiland Lanka. Het leger van Rama en zijn bondgenoten, waaronder Hanuman met zijn apen en Jambhavan met zijn beren, steekt over. Na een hevige strijd wint Rama. Na herenigd te zijn met Sita keren zij terug naar Noord-India waar Rama alsnog de troon in Ayodhya bestijgt.<BR> <BR> Historisch gezien verhaalt het Ramayana over het doordringen van de invloed van Noord-Indiase Arya clans en hun godsdienst, hindoeïsme, in het zuiden van het subcontinent. Het zuiden was nog grotendeels onbekend en dus eng gebied in de periode dat het Ramayana geacht wordt te spelen (midden eerste millennium voor onze jaartelling), Vandaar de associaties met monsters en demonen.<BR> Vanuit mythologisch oogpunt bespreekt het epos heldendom, broedertrouw en echtelijke toewijding.<BR>

Bronzen beeld van Hanuman, gebruikt op huisaltaren

Hanuman is de aanvoerder van het apenleger dat Rama helpt bij het terughalen van zijn vrouw Sita.<BR> Het Ramayana-verhaal is in het kort als volgt: de god Vishnu incarneert als prins Rama om de aarde te redden van een groot dreigend gevaar in de persoon van Ravana, de demonenkoning van Lanka (huidge Sri Lanka). <BR> Rama huwt Sita, dochter van koning Janaka. Rama's vader, Dasharatha wil zijn oudste zoon, Rama, tot koning kronen, maar een van Dasaratha's drie vrouwen voorkomt dit, zich beroepend op een oude belofte van haar echtgenoot, en zorgt ervoor dat haar zoon Bharat wordt gekroond. Rama wordt verbannen. Met Sita en zijn halfbroer Lakshmana vetrekt Rama naar het woud, waar Sita wordt ontvoerd door de demonenkoning Ravana. Beide broers gaan haar zoeken. Onderweg komen ze de apenkoning Sugriva tegen, die zij helpen. Sugriva biedt als dank zijn apenleger aan onder leiding van Hanuman. Hanuman weet Sita te vinden op het eiland Lanka. Het leger van Rama en zijn bondgenoten, waaronder Hanuman met zijn apen en Jambhavan met zijn beren, steekt over. Na een hevige strijd wint Rama. Na herenigd te zijn met Sita keren zij terug naar Noord-India waar Rama alsnog de troon in Ayodhya bestijgt.<BR> <BR> Historisch gezien verhaalt het Ramayana over het doordringen van de invloed van Noord-Indiase Arya clans en hun godsdienst, hindoeïsme, in het zuiden van het subcontinent. Het zuiden was nog grotendeels onbekend en dus eng gebied in de periode dat het Ramayana geacht wordt te spelen (midden eerste millennium voor onze jaartelling), Vandaar de associaties met monsters en demonen.<BR> Vanuit mythologisch oogpunt bespreekt het epos heldendom, broedertrouw en echtelijke toewijding.<BR>