De lendenjuk van een Batak weefgetouw wordt van een licht, zacht soort hout gesneden. De uiteinden zijn smal en met groeven voorzien. De touwtjes die gebruikt worden om de lendenjuk aan de borstboom vast te binden zitten stabiel in de groeven. Het middendeel van de lendenjuk is breder en ietwat uitgehold. Dit deel wordt tegen de rug van de weefster geplaatst (Jasper en Pirngadie 1912:129, fig. 115). <BR> <BR> Als de weefster naar achteren tegen de lendenjuk leunt en met haar voeten tegen de voetsteun drukt kan zij spanning op de ketting in de weeftoestel opvoeren. Als zij naar voren leunt kan zij de spanning verminderen. Tijdens het weven gebruikt zij haar gewicht op deze manier voortdurend en ritmies wanneer zij de sprong waardoor de inslag wordt geschoten wisselt.<BR>