De gravure stelt twee Patachos-indianen voor, van wie één staat met pijl en boog in de hand en om de nek een buidel. Zijn haren zijn in een soort tonsuurmodel geknipt. Hij is naakt, op een dopvormige penisberscherming na.<BR> De andere man zit gehurkt een kokosnoot open te hakken. Op zijn rug hangen een buidel en mes. Hij draagt een kuitbroek en een soort puntmuts.<BR> De getoonde Indianenstam zijn de Patachos en bestaan niet meer.<BR> Deze prent vormt onderdeel van een serie kopergravures die als illustratiemateriaal dienen voor het tweedelige boek "Reise nach Brasilien in den Jahren 1815 bis 1817", uitgegeven in Frankfurt am Main in 1820 en 1821. Dit boek is een verslag van de natuurkundige Maximiliaan Alexander Philipp Prinz Zuwied-Neuwied (1782-1867) over zijn onderzoeken en belevenissen aan de Oost-kust van Brazilië tussen Rio de Janeiro en Bahia, samen met twee jongen Duitsers, Sellow en Freyreiss (Humboldt, 1972:123-125).