Groepsportret hadji's (hajs) uit Ambon, Kei en Banda in het Nederlandse Consulaat in Jeddah

Groepsportret hadji's (hajs) uit Ambon, Kei en Banda (Molukken) in het Nederlandse Consulaat in Jeddah. Aan de linkerzijde staat de zoon van een Ambonese vader en een Mekkaanse moeder. Enkele pelgrims hebben passen in hun hand.<BR> <BR> In Jeddah concentreerde Snouck Hurgronje zich vooral op het portretteren van pelgrims afkomstig uit de verschillende eilanden van de Indonesische archipel. Alle hadji's werden gefotografeerd in het met natuurlijk daglicht overgoten binnenhof van het Nederlands Consulaat. Op de achtergrond van deze foto's zijn steeds dezelfde planten, ramen en vloerbekleding herkenbaar. Veelal maakte Snouck Hurgronje groepsportretten variërend in grootte van tussen de drie en de dertien personen. Vaak poseerden de pelgrims zittend of in hurkhouding met soms in hun handen hun pelgrimspas en staand op de achtergrond de uit Jeddah-afkomstige gidsen. De groep werd conform de plaatselijke hiërarchie gefotografeerd. Naast de 'grote' groepsportretten van Nederlands-Indische pelgrims maakte Snouck Hurgronje ook kleinere groepsportretten en portretten van de lokale Indische elite en vanuit andere landen afkomstige pelgrims zoals Marokko, Afghanistan en Tanzania.<BR> <BR> In de pelgrimsportretten vielen twee van Snouck Hurgronje's interessegebieden samen: volkenkunde en koloniale politiek. Bij het portretteren van de Indische pelgrims stond niet het karakter van de individuele persoon centraal, maar het type waartoe zij behoorden. De individuele personen waren anonieme vertegenwoordigers van een bepaalde - in dit geval geografische - groep. Hier lag een heel raciaal denksysteem aan ten grondslag. In de negentiende eeuw ontwikkelde de volkenkunde zich tot een zelfstandige wetenschappelijke discipline. Naast het verzamelen van exotische voorwerpen, dieren en planten brachten wetenschappers na de uitvinding van de fotografie ook allerlei antropologische foto's van inheemse volkeren van over de hele wereld mee naar huis. Beïnvloed door Darwin's On the Origin of Species (1859) ontwikkelde de volkenkunde een evolutionistische beschavingsladder van verschillende culturen. Culturen zouden zich ontwikkelen van eenvoudig (primitief) naar steeds complexer (beschaafd). Antropologen probeerden deze oorspronkelijke inheemse culturen, voordat ze werden bedorven door de toenemende westerse expansiedrift, in hun 'oervorm' in kaart te brengen. (Van der Wal, 2010)<BR> <BR>

Groepsportret hadji's (hajs) uit Ambon, Kei en Banda in het Nederlandse Consulaat in Jeddah

Groepsportret hadji's (hajs) uit Ambon, Kei en Banda (Molukken) in het Nederlandse Consulaat in Jeddah. Aan de linkerzijde staat de zoon van een Ambonese vader en een Mekkaanse moeder. Enkele pelgrims hebben passen in hun hand.<BR> <BR> In Jeddah concentreerde Snouck Hurgronje zich vooral op het portretteren van pelgrims afkomstig uit de verschillende eilanden van de Indonesische archipel. Alle hadji's werden gefotografeerd in het met natuurlijk daglicht overgoten binnenhof van het Nederlands Consulaat. Op de achtergrond van deze foto's zijn steeds dezelfde planten, ramen en vloerbekleding herkenbaar. Veelal maakte Snouck Hurgronje groepsportretten variërend in grootte van tussen de drie en de dertien personen. Vaak poseerden de pelgrims zittend of in hurkhouding met soms in hun handen hun pelgrimspas en staand op de achtergrond de uit Jeddah-afkomstige gidsen. De groep werd conform de plaatselijke hiërarchie gefotografeerd. Naast de 'grote' groepsportretten van Nederlands-Indische pelgrims maakte Snouck Hurgronje ook kleinere groepsportretten en portretten van de lokale Indische elite en vanuit andere landen afkomstige pelgrims zoals Marokko, Afghanistan en Tanzania.<BR> <BR> In de pelgrimsportretten vielen twee van Snouck Hurgronje's interessegebieden samen: volkenkunde en koloniale politiek. Bij het portretteren van de Indische pelgrims stond niet het karakter van de individuele persoon centraal, maar het type waartoe zij behoorden. De individuele personen waren anonieme vertegenwoordigers van een bepaalde - in dit geval geografische - groep. Hier lag een heel raciaal denksysteem aan ten grondslag. In de negentiende eeuw ontwikkelde de volkenkunde zich tot een zelfstandige wetenschappelijke discipline. Naast het verzamelen van exotische voorwerpen, dieren en planten brachten wetenschappers na de uitvinding van de fotografie ook allerlei antropologische foto's van inheemse volkeren van over de hele wereld mee naar huis. Beïnvloed door Darwin's On the Origin of Species (1859) ontwikkelde de volkenkunde een evolutionistische beschavingsladder van verschillende culturen. Culturen zouden zich ontwikkelen van eenvoudig (primitief) naar steeds complexer (beschaafd). Antropologen probeerden deze oorspronkelijke inheemse culturen, voordat ze werden bedorven door de toenemende westerse expansiedrift, in hun 'oervorm' in kaart te brengen. (Van der Wal, 2010)<BR> <BR>