De mand wordt gebruikt bij het vangen van kwartels (volgens informatie van de heer Bogaart). Aan een paal ('Taal') worden door de vogelaar ('Wuon Amosso') ongeveer tien van soortgelijke mandjes opgehangen. Hierin stopt men een mannelijke kwartel die met zijn zang de wijfjes lokt. De vogel wordt in het mandje gestopt door eerst het mandje nat te maken zodat de mazen uiteengebogen kunnen worden en de vogel er makkelijk tussendoor past. De vleugels van deze lokkwartels ('Tand Aluru') worden vaak gebroken. De paal staat in een soort doolhof ('Amoso') opgebouwd uit vetplantjes ('Ojuok'). Men bouwt kleine poortjes tussen de plantjes waarin een sisalstrop is bevestigd. De gelokte vogels raken in het doolhof verdwaald en strikken zichzelf.<BR> <BR> Vervaardiging<BR> De mand is gemaakt van plantaardig materiaal en in een open vlechtwerk gevlochten. De hengsel bestaat uit een bundeltje gras die met wikkelsteken aan de buitenkant van de mand is vastgemaakt.