Lans

Lans met metalen speerpunt.<BR> <BR> Het noordwesten is het enige deel van Nieuw-Guinea waar van oudsher ijzeren wapens en gereedschappen werden vervaardigd. Gedurende honderden jaren is het maken van ijzeren voorwerpen een essentieel onderdeel geweest van de culturen van de bewoners van een aantal kustgebieden en eilanden in Noordwest Nieuw-Guinea. Vooral op het eiland Biak en in het gebied van de Dorehbaai (noordwestelijk deel van de Geelvinkbaai) ontwikkelden zich speciale groepen van smeden die in bijzonder contact stonden met de bovennatuurlijke wereld. Deze smeden maakten ijzeren speren, meerpuntige vissperen, harpoenpunten, kapmessen, kleinere messen, en armbanden.<BR> Om zijn werk te kunnen doen gebruikte de smid een stenen of (soms Europees) ijzeren aambeeld, een hamer en een blaasbalg om het vuur aan te wakkeren. De blaasbalg, die vanaf 1850 aantoonbaar, maar vermoedelijk al veel eerder in gebruik was en die dat op sommige plaatsen misschien nog steeds is, heeft doorheen de tijd vrijwel geen aanpassing ondergaan. Het werktuig werd bediend door de leerling-knecht van de smid, die op een schavotje achter het apparaat zat en er de benodigde hoeveelheid lucht uitpompte. De ijzersmeedtechniek en daarmee ook de blaasbalg hebben waarschijnlijk Nieuw-Guinea tussen 1485 en 1580 bereikt via het sultanaat Tidore. Daar was tussen 1450 en 1500 de islam geïntroduceerd, wat tot gevolg had dat er bij de smeden op Nieuw-Guinea een taboe op het eten van varkensvlees bestaat.<BR> Het ijzer zelf was niet afkomstig van Nieuw-Guinea noch werd het daar gesmolten. Door middel van handel met de bewoners van de Molukken bereikte het ijzer Nieuw-Guinea. De eerste schriftelijke berichten over de import van ijzer dateren uit het eind van de 18e eeuw. Uit de 19e eeuw zijn rapporten bekend over handelaren uit Tidore die met ijzeren kapmessen, bijlen, messen en staven naar de Geelvinkbaai kwamen. Dergelijke ijzeren goederen werden geruild voor schildpaddekschilden, paradijsvogels, zeekomkommers, en massooibast. Het is heel goed mogelijk dat sommige geïmporteerde ijzeren kapmessen door Tidorese smeden vervaardigd waren van oud ijzer dat oorspronkelijk afkomstig was uit China. Voor zover bekend werden door smeden van Tidore en de Molukken geen bijlen en messen vervaardigd. Bijlen en messen die in de 19e eeuw in Nieuw-Guinea werden geïmporteerd, waren klaarblijkelijk in Europa vervaardigd. Dit was ook het geval met de ijzeren staven die door de smeden van Nieuw-Guinea omgesmeed werden tot speer- en harpoenpunten.<BR> Ook werden geïmporteerde kapmessen door de smeden opnieuw bewerkt zodat ze een harder oppervlak kregen. Op Biak kostten dergelijke opnieuw bewerkte kapmessen aan het begin van de twintigste eeuw tweemaal zoveel als de door Chinese handelaren geïmporteerde exemplaren. Vlak na de Tweede Wereldoorlog gingen de smeden van Biak ook materiaal gebruiken van afgedankt Amerikaans legermateriaal. Zo vervaardigden zij kapmessen van de veren van afgedankte trucks.<BR> De smeden van Biak ontwikkelden zich zelfs tot reizende smeden die met hun prauwen een groot gebied bestreken, tot aan de eilanden van de Timor Archipel in het westen en de grens met het huidige Papua New Guinea in het oosten toe. Voor de ijzeren kapmessen en speren die ze op hun reizen maakten, werden ze in de dorpen die ze aandeden met voedsel betaald. Ook verwierven sommige reizende smeden van de bewoners van de Raja Empat-eilanden magische substanties. Daardoor konden dergelijke smeden zich tevens ontwikkelen tot gevreesde medicijnmannen die berucht waren om hun zwarte magie. De kunst van het smeden was geheim. Een man die het smeden wilde leren, moest worden ingewijd. De opleiding bestond behalve uit het aanleren van technische vaardigheid, uit bepaalde magische procedures en spreuken. Ook mocht de leerling zich gedurende bepaalde perioden niet wassen en moest hij zich onthouden van voedsel en seksuele gemeenschap. In het begin van de opleiding maakte de aspirant-smid eenvoudige voorwerpen zoals de staafvormige punten met weerhaken voor vissperen. Aan het eind van de opleiding maakte hij dan een kapmes zoals het hier gepresenteerde. Het maken van dergelijke kapmessen werd als het meest moeilijke werk van de smid beschouwd. Hij werd echter pas als volwaardig smid geaccepteerd als hij had deelgenomen aan een zogenoemde hongi-tocht waarbij met de nieuw vervaardigde wapens koppen werden gesneld. Het smeden en de ijzeren voorwerpen die werden vervaardigd hadden invloed op andere, niet-materiële aspecten van de cultuur, met name de sociale organisatie, de religie en de mythologie. Zo speelden ijzer en wapens een rol in de oorsprongsmythologie van dood en oorlog, en in bepaalde ceremonies waarbij een plechtige belofte werd gedaan, of taboes werden opgelegd aan sommige personen, bijvoorbeeld zwangere vrouwen. Het is heel goed mogelijk dat het hier gepresenteerde kapmes een ceremoniële functie heeft gehad en mogelijk onderdeel is geweest van de bruidsprijs. Hierbij is van belang dat de oorsprong van het ijzer in de mythen als een wonderbaarlijk iets wordt gepresenteerd, het vuur (met behulp waarvan ijzer gesmeed wordt) sacrale aspecten heeft, en het ijzer bijgevolg als iets bovennatuurlijks wordt beschouwd. Dat het ijzer als iets bezields wordt beschouwd blijkt wel duidelijk uit de Biakse naam voor ijzer: "romawa forja" - "kind van het vuur". Het hoeft geen verbazing te wekken dat de smeden in hoog aanzien stonden, gelet op hun macht over het ijzer, hun technische vaardigheid, hun geheime magische kennis, en hun bijzonder contact met de bovennatuurlijke wereld.

Lans

Lans met metalen speerpunt.<BR> <BR> Het noordwesten is het enige deel van Nieuw-Guinea waar van oudsher ijzeren wapens en gereedschappen werden vervaardigd. Gedurende honderden jaren is het maken van ijzeren voorwerpen een essentieel onderdeel geweest van de culturen van de bewoners van een aantal kustgebieden en eilanden in Noordwest Nieuw-Guinea. Vooral op het eiland Biak en in het gebied van de Dorehbaai (noordwestelijk deel van de Geelvinkbaai) ontwikkelden zich speciale groepen van smeden die in bijzonder contact stonden met de bovennatuurlijke wereld. Deze smeden maakten ijzeren speren, meerpuntige vissperen, harpoenpunten, kapmessen, kleinere messen, en armbanden.<BR> Om zijn werk te kunnen doen gebruikte de smid een stenen of (soms Europees) ijzeren aambeeld, een hamer en een blaasbalg om het vuur aan te wakkeren. De blaasbalg, die vanaf 1850 aantoonbaar, maar vermoedelijk al veel eerder in gebruik was en die dat op sommige plaatsen misschien nog steeds is, heeft doorheen de tijd vrijwel geen aanpassing ondergaan. Het werktuig werd bediend door de leerling-knecht van de smid, die op een schavotje achter het apparaat zat en er de benodigde hoeveelheid lucht uitpompte. De ijzersmeedtechniek en daarmee ook de blaasbalg hebben waarschijnlijk Nieuw-Guinea tussen 1485 en 1580 bereikt via het sultanaat Tidore. Daar was tussen 1450 en 1500 de islam geïntroduceerd, wat tot gevolg had dat er bij de smeden op Nieuw-Guinea een taboe op het eten van varkensvlees bestaat.<BR> Het ijzer zelf was niet afkomstig van Nieuw-Guinea noch werd het daar gesmolten. Door middel van handel met de bewoners van de Molukken bereikte het ijzer Nieuw-Guinea. De eerste schriftelijke berichten over de import van ijzer dateren uit het eind van de 18e eeuw. Uit de 19e eeuw zijn rapporten bekend over handelaren uit Tidore die met ijzeren kapmessen, bijlen, messen en staven naar de Geelvinkbaai kwamen. Dergelijke ijzeren goederen werden geruild voor schildpaddekschilden, paradijsvogels, zeekomkommers, en massooibast. Het is heel goed mogelijk dat sommige geïmporteerde ijzeren kapmessen door Tidorese smeden vervaardigd waren van oud ijzer dat oorspronkelijk afkomstig was uit China. Voor zover bekend werden door smeden van Tidore en de Molukken geen bijlen en messen vervaardigd. Bijlen en messen die in de 19e eeuw in Nieuw-Guinea werden geïmporteerd, waren klaarblijkelijk in Europa vervaardigd. Dit was ook het geval met de ijzeren staven die door de smeden van Nieuw-Guinea omgesmeed werden tot speer- en harpoenpunten.<BR> Ook werden geïmporteerde kapmessen door de smeden opnieuw bewerkt zodat ze een harder oppervlak kregen. Op Biak kostten dergelijke opnieuw bewerkte kapmessen aan het begin van de twintigste eeuw tweemaal zoveel als de door Chinese handelaren geïmporteerde exemplaren. Vlak na de Tweede Wereldoorlog gingen de smeden van Biak ook materiaal gebruiken van afgedankt Amerikaans legermateriaal. Zo vervaardigden zij kapmessen van de veren van afgedankte trucks.<BR> De smeden van Biak ontwikkelden zich zelfs tot reizende smeden die met hun prauwen een groot gebied bestreken, tot aan de eilanden van de Timor Archipel in het westen en de grens met het huidige Papua New Guinea in het oosten toe. Voor de ijzeren kapmessen en speren die ze op hun reizen maakten, werden ze in de dorpen die ze aandeden met voedsel betaald. Ook verwierven sommige reizende smeden van de bewoners van de Raja Empat-eilanden magische substanties. Daardoor konden dergelijke smeden zich tevens ontwikkelen tot gevreesde medicijnmannen die berucht waren om hun zwarte magie. De kunst van het smeden was geheim. Een man die het smeden wilde leren, moest worden ingewijd. De opleiding bestond behalve uit het aanleren van technische vaardigheid, uit bepaalde magische procedures en spreuken. Ook mocht de leerling zich gedurende bepaalde perioden niet wassen en moest hij zich onthouden van voedsel en seksuele gemeenschap. In het begin van de opleiding maakte de aspirant-smid eenvoudige voorwerpen zoals de staafvormige punten met weerhaken voor vissperen. Aan het eind van de opleiding maakte hij dan een kapmes zoals het hier gepresenteerde. Het maken van dergelijke kapmessen werd als het meest moeilijke werk van de smid beschouwd. Hij werd echter pas als volwaardig smid geaccepteerd als hij had deelgenomen aan een zogenoemde hongi-tocht waarbij met de nieuw vervaardigde wapens koppen werden gesneld. Het smeden en de ijzeren voorwerpen die werden vervaardigd hadden invloed op andere, niet-materiële aspecten van de cultuur, met name de sociale organisatie, de religie en de mythologie. Zo speelden ijzer en wapens een rol in de oorsprongsmythologie van dood en oorlog, en in bepaalde ceremonies waarbij een plechtige belofte werd gedaan, of taboes werden opgelegd aan sommige personen, bijvoorbeeld zwangere vrouwen. Het is heel goed mogelijk dat het hier gepresenteerde kapmes een ceremoniële functie heeft gehad en mogelijk onderdeel is geweest van de bruidsprijs. Hierbij is van belang dat de oorsprong van het ijzer in de mythen als een wonderbaarlijk iets wordt gepresenteerd, het vuur (met behulp waarvan ijzer gesmeed wordt) sacrale aspecten heeft, en het ijzer bijgevolg als iets bovennatuurlijks wordt beschouwd. Dat het ijzer als iets bezields wordt beschouwd blijkt wel duidelijk uit de Biakse naam voor ijzer: "romawa forja" - "kind van het vuur". Het hoeft geen verbazing te wekken dat de smeden in hoog aanzien stonden, gelet op hun macht over het ijzer, hun technische vaardigheid, hun geheime magische kennis, en hun bijzonder contact met de bovennatuurlijke wereld.