Recht krislemmet

Op het lemmet is afgebeeld een episode uit de Mintaraga of Arjuna Wibaha, een oudjavaans heldendicht, eigenlijk een gedeelt van de Mahabharata, dat de ascese (=Wiwaha) van Arjuna tot onderwerp heeft. De Arjuna Wiwaha is omstreeks 1000. n.c. tot een afzonderlijk epos gecomponeerd en wordt tot op heden nog als toneelstuk opgevoerd, nu onder de moderner naam Mintaraga. (Mintaraga is een verbastering van Wita-Raga, met de betekenis "hij van wie de hartstocht geweken is", waarmee Arjuna wordt bedoeld). De episode welke op het lemmet wordt afgebeeld is de periode dat Arjuna (één der vijf pandawa's) als een kleuizenaar op de berg Indrakila verblijft. Hij doet dat op verzoek van de god Indra, die bedreigd wordt door een reuzenkoning, een onoverwinnelijke demon, die allen uitgeschakeld kan worden door een machtig mens die zich vrij heeft gemaakt van zinnelijke verlangens en rein is als bij de geboorte. Arjuna komt daarvoor in aanmerking. Hij zondert zich af in ascese om dit te bereiken. Indra stelt hem bloot aan enkele beproevingen om te controleren of hij opgewassen is tegen zijn taak: hij stuurt lieftallige numfen om hem te verleiden en zelf neemt hij de houding aan van een oude bedelaar, die hem aan de tand voelt over het doel van zijn ascese. Tegen beide beproevingen is Arjuna opgewassen. Zelfs door Sjiwa wordt Arjuna op de proef gesteld. Op de kris herkennen we INdra als bedelaar, leunend op een stok; waarschijnlijk ook de nimfen in hurkende figuurtjes of in een grotere. De figuurtjes die op vertikale paaltjes lijken, stellen de wonderpijn Pasopatie voor die Arjuna van Sjiwa krijgt om het demonenleger te verslaan, wat ook gebeurt! Ook zien we Arjuna een nederige Sembah maken voor Indra (of Sjiwa) als deze zich bekend heeft gemaakt. <BR> <BR> Krissen met deze lemmets zijn hoogstwaarschijnlijk afkomst uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Ze zijn zeldzaam en werden bijzonder vereerd.

Recht krislemmet

Op het lemmet is afgebeeld een episode uit de Mintaraga of Arjuna Wibaha, een oudjavaans heldendicht, eigenlijk een gedeelt van de Mahabharata, dat de ascese (=Wiwaha) van Arjuna tot onderwerp heeft. De Arjuna Wiwaha is omstreeks 1000. n.c. tot een afzonderlijk epos gecomponeerd en wordt tot op heden nog als toneelstuk opgevoerd, nu onder de moderner naam Mintaraga. (Mintaraga is een verbastering van Wita-Raga, met de betekenis "hij van wie de hartstocht geweken is", waarmee Arjuna wordt bedoeld). De episode welke op het lemmet wordt afgebeeld is de periode dat Arjuna (één der vijf pandawa's) als een kleuizenaar op de berg Indrakila verblijft. Hij doet dat op verzoek van de god Indra, die bedreigd wordt door een reuzenkoning, een onoverwinnelijke demon, die allen uitgeschakeld kan worden door een machtig mens die zich vrij heeft gemaakt van zinnelijke verlangens en rein is als bij de geboorte. Arjuna komt daarvoor in aanmerking. Hij zondert zich af in ascese om dit te bereiken. Indra stelt hem bloot aan enkele beproevingen om te controleren of hij opgewassen is tegen zijn taak: hij stuurt lieftallige numfen om hem te verleiden en zelf neemt hij de houding aan van een oude bedelaar, die hem aan de tand voelt over het doel van zijn ascese. Tegen beide beproevingen is Arjuna opgewassen. Zelfs door Sjiwa wordt Arjuna op de proef gesteld. Op de kris herkennen we INdra als bedelaar, leunend op een stok; waarschijnlijk ook de nimfen in hurkende figuurtjes of in een grotere. De figuurtjes die op vertikale paaltjes lijken, stellen de wonderpijn Pasopatie voor die Arjuna van Sjiwa krijgt om het demonenleger te verslaan, wat ook gebeurt! Ook zien we Arjuna een nederige Sembah maken voor Indra (of Sjiwa) als deze zich bekend heeft gemaakt. <BR> <BR> Krissen met deze lemmets zijn hoogstwaarschijnlijk afkomst uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Ze zijn zeldzaam en werden bijzonder vereerd.