Kenyalang

Deze Kenyalang of Tenyalang werd gesneden uit een speciaal geselecteerde boom en op een hoge paal geplaatst. Daar symboliseerde de vogel de boodschapper van de goden en het mannelijke. De paal stond in een grote kruik, een martavaan, symbool van het vrouwelijke. Soms was er op de paal ook nog een slang uitgesneden. <BR> De Iban-Dayaks waren van mening dat zij afstamden van de Sengalong Burong, een goddelijke voorouder die zij afbeelden als een neushoornvogel. Hij was de god van de krijgers en beschermer van de koppensnellers. Het beeld werkt daarnaast als een hulp bij de gedachten concentratie tijdens de verering van de geest. <BR> Voorheen speelde dit soort beelden een rol bij het ritueel voor de start van een koppensnellerfeest. De geest van het beeld zou naar het huis van de vijand vliegen en de krijgers daar verzwakken. Tegenwoordig worden deze beelden uitsluitend gebruikt tijdens oogstceremonies (M. Heppell, L.A. Melaka & E.A. Usen, 2005, p. 145-148)<BR> <BR> De neushoornvogel was bij de verschillende Dayak volken van Borneo een belangrijk dier dat veel voorkwam in hun mythen. Zijn beeltenis had symbolische betekenis en was een veel terugkerend motief. Deze vogel stond bij de Ngaju Dayak symbool voor het mannelijke en de bovenwereld. Hij was een manifestatie van de oppergod van de bovenwereld die Mahatara werd genoemd. Deze benaming is waarschijnlijk ontstaan in de dertiende eeuw door invloeden van het hindoeistische rijk Majapahit, dat toen over vele nu Indonesische eilanden (waaronder Borneo) heerste.Zo zijn bepaalde begrippen overgenomen door de Dayak volken (H. Schärer, 1963, p. 12-15). Bij sommige Dayak groepen mocht het motief van de neushoornvogel alleen gebruikt worden door de aristocratie, omdat het te krachtig zou zijn voor de lagere klassen. Vaak werden er houten beelden gesnedent van de neushoornvogel. Deze werden dan op palen geplaatst om een dorp te beschermen of ze werden gebruikt bij ceremonieën of grafarchitectuur. Het ivoor van de snavel van de neushoornvogel werd vaak omgevormd tot oorsieraden, meestal gedragen door krijgers en aristocraten (B. Sellato, 1989, p. 45-46). De neushoornvogel werd ook wel gezien als de belichaming van de oorlog. Dit verklaart waarom het als een symbool voor kracht werd gebruikt. Bijvoorbeeld in de krijgskostuums van sommige Dayak groepen, dit deden zij door hier neushoornvogelveren aan toe te voegen (M. Heppell, L.A. Melaka & E.A. Usen, 2005, p. 13 & 145-148). De neushoornvogel was de mannelijke tegenhanger van de waterslang die voor het vrouwelijke en de onderwereld stond. Samen representeerden zij de gehele kosmos. Die eenheid in het universum vormde een belangrijk onderdeel in de verschillenden culturen van de verschillende Dayak groepen (J. Ave & V.T. King, 1986, p. 33-36).

Kenyalang

Deze Kenyalang of Tenyalang werd gesneden uit een speciaal geselecteerde boom en op een hoge paal geplaatst. Daar symboliseerde de vogel de boodschapper van de goden en het mannelijke. De paal stond in een grote kruik, een martavaan, symbool van het vrouwelijke. Soms was er op de paal ook nog een slang uitgesneden. <BR> De Iban-Dayaks waren van mening dat zij afstamden van de Sengalong Burong, een goddelijke voorouder die zij afbeelden als een neushoornvogel. Hij was de god van de krijgers en beschermer van de koppensnellers. Het beeld werkt daarnaast als een hulp bij de gedachten concentratie tijdens de verering van de geest. <BR> Voorheen speelde dit soort beelden een rol bij het ritueel voor de start van een koppensnellerfeest. De geest van het beeld zou naar het huis van de vijand vliegen en de krijgers daar verzwakken. Tegenwoordig worden deze beelden uitsluitend gebruikt tijdens oogstceremonies (M. Heppell, L.A. Melaka & E.A. Usen, 2005, p. 145-148)<BR> <BR> De neushoornvogel was bij de verschillende Dayak volken van Borneo een belangrijk dier dat veel voorkwam in hun mythen. Zijn beeltenis had symbolische betekenis en was een veel terugkerend motief. Deze vogel stond bij de Ngaju Dayak symbool voor het mannelijke en de bovenwereld. Hij was een manifestatie van de oppergod van de bovenwereld die Mahatara werd genoemd. Deze benaming is waarschijnlijk ontstaan in de dertiende eeuw door invloeden van het hindoeistische rijk Majapahit, dat toen over vele nu Indonesische eilanden (waaronder Borneo) heerste.Zo zijn bepaalde begrippen overgenomen door de Dayak volken (H. Schärer, 1963, p. 12-15). Bij sommige Dayak groepen mocht het motief van de neushoornvogel alleen gebruikt worden door de aristocratie, omdat het te krachtig zou zijn voor de lagere klassen. Vaak werden er houten beelden gesnedent van de neushoornvogel. Deze werden dan op palen geplaatst om een dorp te beschermen of ze werden gebruikt bij ceremonieën of grafarchitectuur. Het ivoor van de snavel van de neushoornvogel werd vaak omgevormd tot oorsieraden, meestal gedragen door krijgers en aristocraten (B. Sellato, 1989, p. 45-46). De neushoornvogel werd ook wel gezien als de belichaming van de oorlog. Dit verklaart waarom het als een symbool voor kracht werd gebruikt. Bijvoorbeeld in de krijgskostuums van sommige Dayak groepen, dit deden zij door hier neushoornvogelveren aan toe te voegen (M. Heppell, L.A. Melaka & E.A. Usen, 2005, p. 13 & 145-148). De neushoornvogel was de mannelijke tegenhanger van de waterslang die voor het vrouwelijke en de onderwereld stond. Samen representeerden zij de gehele kosmos. Die eenheid in het universum vormde een belangrijk onderdeel in de verschillenden culturen van de verschillende Dayak groepen (J. Ave & V.T. King, 1986, p. 33-36).