Koin Da

De pijlkoker wordt tijdens de jacht gebruikt. De Samo waren tot de komst van de Europeanen zeer bedreven jagers met speren en pijl en boog. Na de introductie van het geweer daalde de wildstand drastisch met als gevolg dat de jacht een minder grote rol in het leven ging/kon spelen. Door het seizoen heen vinden nog grote drijfjachten plaats die verbonden zijn aan bepaalde feesten en rituelen. Individuele Samo jagen vaak voor de verkoop aan de Mossi.<BR> Nu het meeste grote wild is verdreven of uitgeroeid bestaat de buit uit antilopensoorten, de parelhoender (pintade), wilde varkens, miereneters, etc. <BR> Men gebruikt twee soorten pijlen die verbonden zijn met twee typen gif:<BR> 1. de Koin Da, welke met sterk gif wordt ingesmeerd.<BR> 2. de Koin Nè, betekent letterlijk "de zoon van Koin Da", welke met minder sterk gif wordt ingesmeerd.<BR> De Koin Da wordt gebruikt voor de jacht op grote dieren als de leeuw en de olifant e.d. Voor minder sterke dieren wordt gebruik gemaakt van de Koin Nè. Het onderscheid tussen beide typen pijlen zou volgens de heer Broekhuyse bestaan in het feit dat de ijzeren pijlen voor zwaarder wild met sterker gif gebruikt werden en die met een rieten schacht voor het overige wild. <BR> De sterkte van het gif bepaalt de hoeveelheid vlees die geschikt is voor consumptie. De plaats waar het gif binnendringt is niet bruikbaar, dit moet worden uitgesneden. Bij het sterkste gif is het vlees dan meestal ook niet meer bruikbaar voor kinderen, terwijl het ook aan vrouwen wordt ontraden. Pijlgif wordt nog wel gebruikt, maar de bevolking is er zeer huiverig voor.<BR> <BR> Vervaardiging<BR> De koker is uit hout gesneden en omhuld met een katoenen lap. De buitenzijde is bedekt door een leren huls die in de lengterichting is ingesneden zodat repen van ongeveer een halve centimeter breedte ontstonden. Met lichtbruine vezeldraadrepen is een dwarsstaand V-vormig motief ingevlochten volgens de twee op, twee neer methode.

Koin Da

De pijlkoker wordt tijdens de jacht gebruikt. De Samo waren tot de komst van de Europeanen zeer bedreven jagers met speren en pijl en boog. Na de introductie van het geweer daalde de wildstand drastisch met als gevolg dat de jacht een minder grote rol in het leven ging/kon spelen. Door het seizoen heen vinden nog grote drijfjachten plaats die verbonden zijn aan bepaalde feesten en rituelen. Individuele Samo jagen vaak voor de verkoop aan de Mossi.<BR> Nu het meeste grote wild is verdreven of uitgeroeid bestaat de buit uit antilopensoorten, de parelhoender (pintade), wilde varkens, miereneters, etc. <BR> Men gebruikt twee soorten pijlen die verbonden zijn met twee typen gif:<BR> 1. de Koin Da, welke met sterk gif wordt ingesmeerd.<BR> 2. de Koin Nè, betekent letterlijk "de zoon van Koin Da", welke met minder sterk gif wordt ingesmeerd.<BR> De Koin Da wordt gebruikt voor de jacht op grote dieren als de leeuw en de olifant e.d. Voor minder sterke dieren wordt gebruik gemaakt van de Koin Nè. Het onderscheid tussen beide typen pijlen zou volgens de heer Broekhuyse bestaan in het feit dat de ijzeren pijlen voor zwaarder wild met sterker gif gebruikt werden en die met een rieten schacht voor het overige wild. <BR> De sterkte van het gif bepaalt de hoeveelheid vlees die geschikt is voor consumptie. De plaats waar het gif binnendringt is niet bruikbaar, dit moet worden uitgesneden. Bij het sterkste gif is het vlees dan meestal ook niet meer bruikbaar voor kinderen, terwijl het ook aan vrouwen wordt ontraden. Pijlgif wordt nog wel gebruikt, maar de bevolking is er zeer huiverig voor.<BR> <BR> Vervaardiging<BR> De koker is uit hout gesneden en omhuld met een katoenen lap. De buitenzijde is bedekt door een leren huls die in de lengterichting is ingesneden zodat repen van ongeveer een halve centimeter breedte ontstonden. Met lichtbruine vezeldraadrepen is een dwarsstaand V-vormig motief ingevlochten volgens de twee op, twee neer methode.