Earring made of hornbill beak

Sabau<BR> Dit is een hanger van de snavel van een helmneushoornvogel, het zogenaamde anggang gading. Dit is het helm gedeelte ofwel de knobbel op de snavel van een bepaald soort neushoornvogel, de Rhinoplax vigil. Het voorste gedeelte van de helm is, evenals de snavel, zandkleurig en het achterste gedeelte is rood. Dat stuk werd zodanig besneden dat er een hanger ontstond met een rode band aan de zijkant en een zandkleurige bovenkant. Aan de spits toelopende kant is een gedeelte van de bovenste helft van de snavel meegenomen, zodat daar een haak van kon worden gesneden om er een oorhanger van te maken. Tevens is er een gat in de bovenkant van de hanger gemaakt, zodat de hanger als een amulet gebruikt kan worden om aan koord van een zwaard, (mandau) te hangen, eventueel met kraalwerk versierd. De hangers waren in gebruik bij de Kenyah-Kayan Dayak van Oost-Kalimantan. <BR> <BR> In dit geval is in het rood de Aso motieven uitgesneden. De aso is een draakachtig wezen. In de zandkleurige bovenkant zijn eveneens Aso motieven uitgesneden, draken met over elkaar schuivende kaken. Het gat voor het gebruik als amulet is op de plaats waar het oog van het grootste aso motief zou moeten zijn. <BR> <BR> Het dragen van deze hangers was voorbehouden voor mannen die bewezen hadden over veel ervaring of moed te beschikken, bijvoorbeeld door het ombrengen en onthoofden van iemand. Het zou ongeluk of ziekte brengen als iemand die dit nog niet gedaan had, een dergelijke hanger zou dragen. De Kenyah geloofden dat mensen een bepaalde levenskracht hebben, beruwa. Bij mannen en hoge adel was deze al bij geboorte hoger dan bij gewone mensen. Toch moest die kracht gevoed worden, onder andere door het verkrijgen van een hoofd. Als de bepaalde beladen sieraden toch gedragen werd, terwijl de kracht niet sterk genoeg was dan kon dit tot parib tot gevolg hebben. Parib was de boosheid van geesten, die tot ziektes kon leidden. <BR> <BR> Het Aso motief<BR> De Aso is een draakachtige figuur en op alle delen van Borneo het symbool van het vrouwelijke en van de onderwereld. Een dier dat leeft in het water of onder de grond. De draak godin bood bescherming in het dagelijkse leven en offers aan de godin kon de vruchtbaarheid van het land en van de mensen bevorderen. Ze is dan ook het symbool van levenskracht en vruchtbaarheid en wedergeboorte na de dood (ze waakt over de doden). Dit is mogelijk ook een verklaring waarom mannen die doden, deze symboliek in hun oorsieraden (laten) verwerken.<BR> Ze is verbonden met de aarde, water, stormen en bliksem. Omdat het gevaarlijk is de naam van de godin te noemen, noemen de Kayan haar voorstelling aso, hetgeen letterlijk hond betekent. Het motief zelf stelt eigenlijk alleen de kop voor, met een uit stekende tong, hudo’ of kambe genaamd of ook wel aran (bliksem). <BR> <BR> Elshout<BR> Heyst<BR> Rodgers<BR> Sellato<BR> <BR> De neushoornvogel was bij de verschillende Dayak volken van Borneo een belangrijk dier dat veel voorkwam in hun mythen. Zijn beeltenis had symbolische betekenis en was een veel terugkerend motief. Deze vogel stond bij de Ngaju Dayak symbool voor het mannelijke en de bovenwereld. Hij was een manifestatie van de oppergod van de bovenwereld die Mahatara werd genoemd. Deze benaming is waarschijnlijk ontstaan in de dertiende eeuw door invloeden van het hindoeistische rijk Majapahit, dat toen over vele nu Indonesische eilanden (waaronder Borneo) heerste.Zo zijn bepaalde begrippen overgenomen door de Dayak volken (H. Schärer, 1963, p. 12-15). Bij sommige Dayak groepen mocht het motief van de neushoornvogel alleen gebruikt worden door de aristocratie, omdat het te krachtig zou zijn voor de lagere klassen. Vaak werden er houten beelden gesnedent van de neushoornvogel. Deze werden dan op palen geplaatst om een dorp te beschermen of ze werden gebruikt bij ceremonieën of grafarchitectuur. Het ivoor van de snavel van de neushoornvogel werd vaak omgevormd tot oorsieraden, meestal gedragen door krijgers en aristocraten (B. Sellato, 1989, p. 45-46). De neushoornvogel werd ook wel gezien als de belichaming van de oorlog. Dit verklaart waarom het als een symbool voor kracht werd gebruikt. Bijvoorbeeld in de krijgskostuums van sommige Dayak groepen, dit deden zij door hier neushoornvogelveren aan toe te voegen (M. Heppell, L.A. Melaka & E.A. Usen, 2005, p. 13 & 145-148). De neushoornvogel was de mannelijke tegenhanger van de waterslang die voor het vrouwelijke en de onderwereld stond. Samen representeerden zij de gehele kosmos. Die eenheid in het universum vormde een belangrijk onderdeel in de verschillenden culturen van de verschillende Dayak groepen (J. Ave & V.T. King, 1986, p. 33-36).

Earring made of hornbill beak

Sabau<BR> Dit is een hanger van de snavel van een helmneushoornvogel, het zogenaamde anggang gading. Dit is het helm gedeelte ofwel de knobbel op de snavel van een bepaald soort neushoornvogel, de Rhinoplax vigil. Het voorste gedeelte van de helm is, evenals de snavel, zandkleurig en het achterste gedeelte is rood. Dat stuk werd zodanig besneden dat er een hanger ontstond met een rode band aan de zijkant en een zandkleurige bovenkant. Aan de spits toelopende kant is een gedeelte van de bovenste helft van de snavel meegenomen, zodat daar een haak van kon worden gesneden om er een oorhanger van te maken. Tevens is er een gat in de bovenkant van de hanger gemaakt, zodat de hanger als een amulet gebruikt kan worden om aan koord van een zwaard, (mandau) te hangen, eventueel met kraalwerk versierd. De hangers waren in gebruik bij de Kenyah-Kayan Dayak van Oost-Kalimantan. <BR> <BR> In dit geval is in het rood de Aso motieven uitgesneden. De aso is een draakachtig wezen. In de zandkleurige bovenkant zijn eveneens Aso motieven uitgesneden, draken met over elkaar schuivende kaken. Het gat voor het gebruik als amulet is op de plaats waar het oog van het grootste aso motief zou moeten zijn. <BR> <BR> Het dragen van deze hangers was voorbehouden voor mannen die bewezen hadden over veel ervaring of moed te beschikken, bijvoorbeeld door het ombrengen en onthoofden van iemand. Het zou ongeluk of ziekte brengen als iemand die dit nog niet gedaan had, een dergelijke hanger zou dragen. De Kenyah geloofden dat mensen een bepaalde levenskracht hebben, beruwa. Bij mannen en hoge adel was deze al bij geboorte hoger dan bij gewone mensen. Toch moest die kracht gevoed worden, onder andere door het verkrijgen van een hoofd. Als de bepaalde beladen sieraden toch gedragen werd, terwijl de kracht niet sterk genoeg was dan kon dit tot parib tot gevolg hebben. Parib was de boosheid van geesten, die tot ziektes kon leidden. <BR> <BR> Het Aso motief<BR> De Aso is een draakachtige figuur en op alle delen van Borneo het symbool van het vrouwelijke en van de onderwereld. Een dier dat leeft in het water of onder de grond. De draak godin bood bescherming in het dagelijkse leven en offers aan de godin kon de vruchtbaarheid van het land en van de mensen bevorderen. Ze is dan ook het symbool van levenskracht en vruchtbaarheid en wedergeboorte na de dood (ze waakt over de doden). Dit is mogelijk ook een verklaring waarom mannen die doden, deze symboliek in hun oorsieraden (laten) verwerken.<BR> Ze is verbonden met de aarde, water, stormen en bliksem. Omdat het gevaarlijk is de naam van de godin te noemen, noemen de Kayan haar voorstelling aso, hetgeen letterlijk hond betekent. Het motief zelf stelt eigenlijk alleen de kop voor, met een uit stekende tong, hudo’ of kambe genaamd of ook wel aran (bliksem). <BR> <BR> Elshout<BR> Heyst<BR> Rodgers<BR> Sellato<BR> <BR> De neushoornvogel was bij de verschillende Dayak volken van Borneo een belangrijk dier dat veel voorkwam in hun mythen. Zijn beeltenis had symbolische betekenis en was een veel terugkerend motief. Deze vogel stond bij de Ngaju Dayak symbool voor het mannelijke en de bovenwereld. Hij was een manifestatie van de oppergod van de bovenwereld die Mahatara werd genoemd. Deze benaming is waarschijnlijk ontstaan in de dertiende eeuw door invloeden van het hindoeistische rijk Majapahit, dat toen over vele nu Indonesische eilanden (waaronder Borneo) heerste.Zo zijn bepaalde begrippen overgenomen door de Dayak volken (H. Schärer, 1963, p. 12-15). Bij sommige Dayak groepen mocht het motief van de neushoornvogel alleen gebruikt worden door de aristocratie, omdat het te krachtig zou zijn voor de lagere klassen. Vaak werden er houten beelden gesnedent van de neushoornvogel. Deze werden dan op palen geplaatst om een dorp te beschermen of ze werden gebruikt bij ceremonieën of grafarchitectuur. Het ivoor van de snavel van de neushoornvogel werd vaak omgevormd tot oorsieraden, meestal gedragen door krijgers en aristocraten (B. Sellato, 1989, p. 45-46). De neushoornvogel werd ook wel gezien als de belichaming van de oorlog. Dit verklaart waarom het als een symbool voor kracht werd gebruikt. Bijvoorbeeld in de krijgskostuums van sommige Dayak groepen, dit deden zij door hier neushoornvogelveren aan toe te voegen (M. Heppell, L.A. Melaka & E.A. Usen, 2005, p. 13 & 145-148). De neushoornvogel was de mannelijke tegenhanger van de waterslang die voor het vrouwelijke en de onderwereld stond. Samen representeerden zij de gehele kosmos. Die eenheid in het universum vormde een belangrijk onderdeel in de verschillenden culturen van de verschillende Dayak groepen (J. Ave & V.T. King, 1986, p. 33-36).