Roodkoperen spatel van de zilversmid

Roodkoperen spatel, behorende tot een set gereedschap die zilversmid Abdallah Ben Ahmed in 1969 gebruikte om zilveren hangers en armbanden te maken. De spatel diende voor het bijwerken van de afdruk in de gietaarde en het aanbrengen van de giettappen. Ben Ahmed was werkzaam in de joodse wijk van Rissani. Hier oefenden joodse zilversmeden het ambacht van zilversmid uit tot hun emigratie naar Israël in de jaren 50 van de twintigste eeuw. Hiermee verdween ook hun vakkennis. Ben Ahmed behoorde tot de eerste generatie zilversmeden met een moslimachtergrond die het ambacht opnieuw uit moest vinden, volgens de verzamelaars van het gereedschap met “achterblijvende kwaliteit” tot resultaat.<BR> <BR> De set gereedschap bestaat uit: om zilveren sieraden te gieten: gietaarde, smeltkroes, tang en een spatel; speciaal om armbanden te gieten: een tweedelige vorm en een mal; speciaal om hangers te gieten: een tweedelige vorm en een mal; om decoraties aan te brengen op de sieraden: twee stempels, twee burijnen, een hamer en aambeeld.<BR> <BR> Het procedé om armbanden te maken was als volgt: elk van de twee delen van de vorm werd met vochtige gietaarde gevuld. In elke vorm werd de mal tot halverwege gedrukt (foto TM-20008944) en vervolgens werd de aarde aangestampt (foto TM-20008945). Met de spatel werd de afdruk van de mal, nadat deze was verwijderd, scherp bijgewerkt. Daartoe werd het vormdeel in de hand gehouden, voorzichtig omdat de vorm aan de onderzijde niet afgedekt was (foto TM-20008942 en TM-20008943). Vervolgens werd met de spatel een gietopening gemaakt, dit was een kanaal vanaf de afdruk tot de rechthoekige uitsparing van de vorm (foto TM-20008946). Intussen heeft de zilversmid zilver gesmolten; hiervoor gebruikte hij zilveren munten of oude sieraden. Deze deed hij, met een kleine hoeveelheid arsenicum, in een smeltkroes die met een tang in het vuur werd gehouden totdat het zilver vloeibaar was. Het vuur werd met een blaasbalg (zie bijvoorbeeld TM-3782-151 en 152) brandend gehouden. Het vloeibare zilver werd vervolgens door het gietkanaal in de tweedelige vorm gegoten. Na afkoeling werd de twee vormdelen van elkaar gehaald en kwam de nieuw gegoten armband tevoorschijn. Vervolgens werd het sieraad gedompeld in een mix van water met zuur van granaatappelpitten, aluin en zout. Deze vloeistof werd gekookt waardoor het voorwerp blank werd gekleurd. Als laatste werd het oppervlak met een vijl glad afgewerkt en met fijn zand en water gepolijst. <BR> <BR> Het procedé om hangers te maken was als volgt: de vorm werd met vochtige gietaarde gevuld. Met de loden mal werd in de aarde een afdruk gemaakt door deze in de eerste vormhelft te leggen en de tweede vormhelft ertegen te drukken. Met de spatel werd de afdruk van de mal, nadat deze was verwijderd, scherp bijgewerkt en een gietopening gemaakt. Intussen heeft de zilversmid zilver gesmolten. Het vloeibare zilver werd vervolgens door het gietkanaal in de tweedelige vorm gegoten. Na afkoeling werd de twee vormdelen van elkaar gehaald en kwam de nieuw gegoten hanger tevoorschijn. Afkoeling gebeurde door onderdompeling in koud water. De versiering van de hanger werd aangebracht met een hamer, de burijnen en de stempel. Daartoe werd de hanger op het aambeeld gekleefd met een soort pek.

Roodkoperen spatel van de zilversmid

Roodkoperen spatel, behorende tot een set gereedschap die zilversmid Abdallah Ben Ahmed in 1969 gebruikte om zilveren hangers en armbanden te maken. De spatel diende voor het bijwerken van de afdruk in de gietaarde en het aanbrengen van de giettappen. Ben Ahmed was werkzaam in de joodse wijk van Rissani. Hier oefenden joodse zilversmeden het ambacht van zilversmid uit tot hun emigratie naar Israël in de jaren 50 van de twintigste eeuw. Hiermee verdween ook hun vakkennis. Ben Ahmed behoorde tot de eerste generatie zilversmeden met een moslimachtergrond die het ambacht opnieuw uit moest vinden, volgens de verzamelaars van het gereedschap met “achterblijvende kwaliteit” tot resultaat.<BR> <BR> De set gereedschap bestaat uit: om zilveren sieraden te gieten: gietaarde, smeltkroes, tang en een spatel; speciaal om armbanden te gieten: een tweedelige vorm en een mal; speciaal om hangers te gieten: een tweedelige vorm en een mal; om decoraties aan te brengen op de sieraden: twee stempels, twee burijnen, een hamer en aambeeld.<BR> <BR> Het procedé om armbanden te maken was als volgt: elk van de twee delen van de vorm werd met vochtige gietaarde gevuld. In elke vorm werd de mal tot halverwege gedrukt (foto TM-20008944) en vervolgens werd de aarde aangestampt (foto TM-20008945). Met de spatel werd de afdruk van de mal, nadat deze was verwijderd, scherp bijgewerkt. Daartoe werd het vormdeel in de hand gehouden, voorzichtig omdat de vorm aan de onderzijde niet afgedekt was (foto TM-20008942 en TM-20008943). Vervolgens werd met de spatel een gietopening gemaakt, dit was een kanaal vanaf de afdruk tot de rechthoekige uitsparing van de vorm (foto TM-20008946). Intussen heeft de zilversmid zilver gesmolten; hiervoor gebruikte hij zilveren munten of oude sieraden. Deze deed hij, met een kleine hoeveelheid arsenicum, in een smeltkroes die met een tang in het vuur werd gehouden totdat het zilver vloeibaar was. Het vuur werd met een blaasbalg (zie bijvoorbeeld TM-3782-151 en 152) brandend gehouden. Het vloeibare zilver werd vervolgens door het gietkanaal in de tweedelige vorm gegoten. Na afkoeling werd de twee vormdelen van elkaar gehaald en kwam de nieuw gegoten armband tevoorschijn. Vervolgens werd het sieraad gedompeld in een mix van water met zuur van granaatappelpitten, aluin en zout. Deze vloeistof werd gekookt waardoor het voorwerp blank werd gekleurd. Als laatste werd het oppervlak met een vijl glad afgewerkt en met fijn zand en water gepolijst. <BR> <BR> Het procedé om hangers te maken was als volgt: de vorm werd met vochtige gietaarde gevuld. Met de loden mal werd in de aarde een afdruk gemaakt door deze in de eerste vormhelft te leggen en de tweede vormhelft ertegen te drukken. Met de spatel werd de afdruk van de mal, nadat deze was verwijderd, scherp bijgewerkt en een gietopening gemaakt. Intussen heeft de zilversmid zilver gesmolten. Het vloeibare zilver werd vervolgens door het gietkanaal in de tweedelige vorm gegoten. Na afkoeling werd de twee vormdelen van elkaar gehaald en kwam de nieuw gegoten hanger tevoorschijn. Afkoeling gebeurde door onderdompeling in koud water. De versiering van de hanger werd aangebracht met een hamer, de burijnen en de stempel. Daartoe werd de hanger op het aambeeld gekleefd met een soort pek.