Deze halsketting bestaat uit een beweeglijk deel van dun gevlochten zilverdraad (in visgraatmotief) en een vast deel dat zich aan de onderzijde bevindt dat op de hals/borst rust. De overgang tussen beweeglijke zilverdraad en halvemaansvormig vast onderstuk wordt aan beide zijdes gevormd door een onversierde zilveren cilinder. Het vaste deel bestaat uit aan elkaar gesoldeerde kralen in vier verschillende vormen: van het midden naar de beide zijkanten toe zijn dit: een ruitvormige kraal versierd met krullen en een centrale rozet, met op de hoeken gesoldeerde ronde plaatjes met rozetten. Dan volgt aan beide zijdes een gefaceteerde kraal met parelrand; dan een vierkante kraal versierd met rozetten, dan opnieuw een gefaceteerde kraal en tot slot volgt aan beide kanten een licht naar boven gebogen cilindrische kraal versierd met streepjes. Een barokke uitstraling is aan het sieraad toegevoegd door de toevoeging boven en onder van krul- en hartvormen die met granules zijn versierd. De versiering is zowel toegepast aan de voor- en aan de achterzijde.