[VO] bestaande uit 12 stukken bladnerf van de sago-palm, door middel van vezelvlechtwerk in een vlakke rij verenigd. De nerfstrippen zijn aan de éne zijde glanzend bruin en aan de andere zijde geel-wit; zij zijn aan het dunne einde bijgepunt, en hebben een lengte van 14,2 - 14,4 cm. behalve de middelste twee, die, met een lengte van 15,2 cm. aan het niet-gepunte einde boven de anderen uitsteken. Op 9,2 cm. van de gepunte einden begint een vlechtwerk (over een lengte van 4 cm. doorlopend), dat de strippen in een plat vlak bij elkander moet houden. Bovendien is over dit vlechtwerk heen nog een net van kruislings verlopende vezels aangebracht. Aan het niet-gepunte einde steken de strippen (behalve de middelste twee) slechts 0,6 - 0,8 cm. buiten het netwerk uit. Door het aantrekken van het extra vezel-net bleven de strippen niet meer volkomen vlak liggen.