priem

[VO] dolkvormige eetstok (vork), vervaardigd uit een pijpbeen van de casuaris, waarbij één der smalle kanten is weggesneden, zodat een 14 cm. lange gleuf is ontstaan, aanvankelijk gootvormig, doch allengs vlakker wordend; het geheel eindigt in een ronde, scherpe punt. aan het andere einde is het gewricht behouden gebleven.

priem

[VO] dolkvormige eetstok (vork), vervaardigd uit een pijpbeen van de casuaris, waarbij één der smalle kanten is weggesneden, zodat een 14 cm. lange gleuf is ontstaan, aanvankelijk gootvormig, doch allengs vlakker wordend; het geheel eindigt in een ronde, scherpe punt. aan het andere einde is het gewricht behouden gebleven.