Bronzen Jaina beeld van de Eerste Heilige

Bronzen Jain altaartje met de eerste 'tirthankara', heilige, Adinatha. De heilige is gezeten op een leeuwentroon ('singhasa') in meditatiehouding ('padmasana'). ZIjn handen zijn gevouwen in de 'dyanamudra', over elkaar in de schoot. Boeddha wordt vaak in deze houding afgebeeld. Ook de lange oorlellen en 'usnisa' (kruinknobbel) op het hoofd komen vaak voor bij Boeddha-voorstellingen. Het Shrivatsa-teken op de borst komt ook voor bij voorstellingen van Krishna en Vishnu.<BR> Achter de heilige is de 'prabhamandala' afgebeeld, met zonmotief. De tirthankara is omgeven door tal van andere mensfiguren. Naast zijn troon of 'asana' zitten vermoedelijk zijn 'yakska' (mannelijke consort) en 'yakshini' (vrouwelijke consort). Uiterst links en rechts staan twee 'chauri'-dragers die de vliegen verjagen.<BR> <BR> Dergelijke beeldjes hebben hun plaats op huisaltaren en in tempels.<BR> <BR> De Jaina's (of Aratha's) vormen een heterodoxe Hindi-sekte met aanhangers over het hele subcontinent, doch vooral in het noorden en westen van India. Door hun rijkdom vormen de Jaina's een bijzonder invloedrijke groep in India. De naam verwijst naar 'jina', hetgeen overwinnaar of bevrijder betekent. Jaina's geloven in de onsterfelijke ziel, die door negatieve emoties als afgunst en hebzucht kwetsbaar is voor de gevolgen van vroegere daden en gestraft wordt door middel van herhaaldelijke wedergeboortes. Alleen door het bereiken van de Verlossing kan het lijden gestopt worden, zoals dat ook het geval is bij hindoeïsme en boeddhisme. Het jainisme is echter een veel strengere religie dan die beide en vereist veel meer lijden om het nirvana te bereiken. Ze is tevens nog stricter in geweldloosheid dan het boeddhisme.<BR> De jaina-mythologie is duidelijk anders dan die van het hindoeïsme, ofschoon ze vele hindoegoden heeft geïncorporeerd. Ze vertoont tevens een belangrijke verwantschap aan het boeddhisme. Het jainisme is overigens ouder dan het boeddhisme.<BR> Jaina's geloven in een groep van 24 Jina's. Elke staat bekend als tirthankara, letterlijk te vertalen als iemand die een oversteek maakt, en is dus een intermediair tussen het 'samsara', de aardse wereld, en de Verlossing. Daarnaast is er nog een pantheon aan godheden, die vele overeenkomsten vertonen met de goden van het hindoeïsme, ofschoon bij het jainisme alleen goedaardige goden voorkomen vanwege het grote belang van geweldloosheid. De Jina's hebben allen een kenmerkend embleem en eigen boom; deze waren echter niet altijd bekend bij de vervaardigers van beelden, hetgeen determinering moeilijk maakt. <BR> Om hun bovenmenselijke karakter te benadrukken worden Jina's vaak afgebeeld met buitenproportionele lichaamsdelen zoals armen, benen en oorlellen. Soms hebben ze een schedeluitwas, zoals Boeddha, en een teken op de borst (srivatsa). De Jina wordt slechts in twee poses afgebeeld: zittend in lotushouding en staand.<BR> (Pal, 1994:13-36).

Bronzen Jaina beeld van de Eerste Heilige

Bronzen Jain altaartje met de eerste 'tirthankara', heilige, Adinatha. De heilige is gezeten op een leeuwentroon ('singhasa') in meditatiehouding ('padmasana'). ZIjn handen zijn gevouwen in de 'dyanamudra', over elkaar in de schoot. Boeddha wordt vaak in deze houding afgebeeld. Ook de lange oorlellen en 'usnisa' (kruinknobbel) op het hoofd komen vaak voor bij Boeddha-voorstellingen. Het Shrivatsa-teken op de borst komt ook voor bij voorstellingen van Krishna en Vishnu.<BR> Achter de heilige is de 'prabhamandala' afgebeeld, met zonmotief. De tirthankara is omgeven door tal van andere mensfiguren. Naast zijn troon of 'asana' zitten vermoedelijk zijn 'yakska' (mannelijke consort) en 'yakshini' (vrouwelijke consort). Uiterst links en rechts staan twee 'chauri'-dragers die de vliegen verjagen.<BR> <BR> Dergelijke beeldjes hebben hun plaats op huisaltaren en in tempels.<BR> <BR> De Jaina's (of Aratha's) vormen een heterodoxe Hindi-sekte met aanhangers over het hele subcontinent, doch vooral in het noorden en westen van India. Door hun rijkdom vormen de Jaina's een bijzonder invloedrijke groep in India. De naam verwijst naar 'jina', hetgeen overwinnaar of bevrijder betekent. Jaina's geloven in de onsterfelijke ziel, die door negatieve emoties als afgunst en hebzucht kwetsbaar is voor de gevolgen van vroegere daden en gestraft wordt door middel van herhaaldelijke wedergeboortes. Alleen door het bereiken van de Verlossing kan het lijden gestopt worden, zoals dat ook het geval is bij hindoeïsme en boeddhisme. Het jainisme is echter een veel strengere religie dan die beide en vereist veel meer lijden om het nirvana te bereiken. Ze is tevens nog stricter in geweldloosheid dan het boeddhisme.<BR> De jaina-mythologie is duidelijk anders dan die van het hindoeïsme, ofschoon ze vele hindoegoden heeft geïncorporeerd. Ze vertoont tevens een belangrijke verwantschap aan het boeddhisme. Het jainisme is overigens ouder dan het boeddhisme.<BR> Jaina's geloven in een groep van 24 Jina's. Elke staat bekend als tirthankara, letterlijk te vertalen als iemand die een oversteek maakt, en is dus een intermediair tussen het 'samsara', de aardse wereld, en de Verlossing. Daarnaast is er nog een pantheon aan godheden, die vele overeenkomsten vertonen met de goden van het hindoeïsme, ofschoon bij het jainisme alleen goedaardige goden voorkomen vanwege het grote belang van geweldloosheid. De Jina's hebben allen een kenmerkend embleem en eigen boom; deze waren echter niet altijd bekend bij de vervaardigers van beelden, hetgeen determinering moeilijk maakt. <BR> Om hun bovenmenselijke karakter te benadrukken worden Jina's vaak afgebeeld met buitenproportionele lichaamsdelen zoals armen, benen en oorlellen. Soms hebben ze een schedeluitwas, zoals Boeddha, en een teken op de borst (srivatsa). De Jina wordt slechts in twee poses afgebeeld: zittend in lotushouding en staand.<BR> (Pal, 1994:13-36).