Cassavepers ("matapi") in de vorm van een donker- en lichtbruine, rekbare, gevlochten cilinder met boven en onder een lus.<BR> De pers wordt gebruikt om het raspsel van de cassaveknollen uit te persen. <BR> <BR> De cassaveknollen worden na geoogst te zijn, eerst geschild en geraspt door de vrouwen. De "matapi" wordt met de bovenlus aan een uitstekende stok gehangen, die vaak aan een huisstut is vastgebonden. Vervolgens wordt de cassavebrij in de pers gepropt. In de onderlus wordt een stok gestoken, die schuin oploopt en aan het benedeneinde wordt vastgezet; op het andere, hogere uiteinde gaan de vrouwen zitten ter verzwaring. Op die manier wordt het giftige, blauwzuurhoudende vocht uit de brij geperst en opgevangen. Daarna wordt de perskoek uit de "matapi" gehaald, gedroogd, fijn gewreven en gezeefd. Van dit meel bakken de vrouwen op een ijzeren bakplaat brood, dat lang houdbaar is. Het opgevangen vocht kan dienen als middel tegen brandwonden, als basisingredient voor sauzen of als gistmiddel voor de licht alcoholische cassavedrank kasiri (Ahlbrinck, 1931: 272-273; 502-503. Foto's: 48-49 en 134-135. Gordijn, 1977: 114-115).<BR> <BR> Vervaardiging<BR> Warimborepen zijn tot een cilinder gevlochten volgens de diagonale drieslagmethode (boven- en onderkant) en de zogenaamde "konijnentandenmethode" (het middenstuk); de bovenlus is met touw versterkt. <BR>